Het boek van Henoch
Hoofdstuk 1.
-Bemoediging voor de generatie in de eindtijd, aankondiging van het oordeel over iedereen-
Dit zijn de zegenende woorden van Henoch, waarmee hij de uitgekozenen en rechtvaardigen zegent. Degenen die in de dagen van verdrukking zullen leven, die de slechten en boosdoeners zullen afwijzen.
De gelijkenis begint zo: ‘Henoch, een rechtvaardig man die met God leefde, sprak met en antwoordde (God), terwijl zijn ogen werden geopend waardoor hij een heilig visioen in de hemel zag. De engelen hebben mij dit getoond en van hen heb ik alles gehoord. Ik begreep wat ik zag, maar niet voor deze generatie, het is voor een (generatie) die over lange tijd zal bestaan.
Voor deze uitgekozenen heb ik deze gelijkenis die hen betreft uitgesproken:
‘De Heilige en Almachtige, de God van deze wereld, zal uit Zijn verblijfplaats komen en afdalen naar de berg Sinaï.2 Hij zal met Zijn leger verschijnen en zich openbaren met de oppermacht van de hemel der hemelen.
Iedereen zal van angst verstijven en de wachters zullen sidderen. Tot aan de uiteinden van de aarde zal angst en beven iedereen bevangen.
Hoge bergen zullen beven en de hoge heuvels met de grond gelijk gemaakt worden, zij zullen smelten als was in het vuur.
De aarde zal doormidden worden gescheurd en alles wat zich op aarde bevindt zal vergaan. Dan zal ieder mens geoordeeld worden, ook de rechtvaardigen, maar hen zal Hij vrede geven.
Hij zal de uitgekozenen beschermen en genadig met hen omgaan. Zij zullen allen God toebehoren, voorspoed kennen en gezegend zijn. Hij zal hen allemaal helpen en het licht van God zal hen verlichten, dan zal Hij vrede met hen maken.
Zie! Hij komt met tienduizenden heiligen, om het oordeel over hen te vellen, de boosdoeners te vernietigen en al het vleselijke te veroordelen. Alle goddeloze werken die zij goddeloos bedreven hebben en voor alle harde woorden die zij tegen Hem in hun
goddeloosheid uitgesproken hebben.’’3
Hoofdstuk 2.
-JHVH zorgt voor de schepping, de mensen zijn ongehoorzaam.-
Observeer alles wat in de hemel daar plaats vindt. Zij weten dat de hemellichamen hun weg niet wijzigen, dat ieder op zijn tijd opkomt en met regelmaat weer verdwijnt. Zij gaan niet in tegen het bevel dat zij gekregen hebben.
Zij zien de aarde en begrijpen wat daar plaatsvindt, vanaf het begin tot aan het einde. Zij zien dat elk werk van God niet wijzigt gedurende de tijd die haar gegeven is.
Zij zien de zomer en de winter en dat de aarde gevuld is met water en dat de wolken, de dauw en de regen haar verfrissen.
Hoofdstuk 3.
Observeer en zie dat iedere boom verwelkt en dat haar bladeren afvallen, behalve van veertien bomen zonder loof. Deze houden hun oude loof totdat het zich vernieuwd na twee of drie winters.
Hoofdstuk 4.
Zij zien ook de zomerse dagen, als de zon hoog aan de hemel boven de aarde schijnt. Als u de schaduw opzoekt vanwege de brandende zon en het zand brand door haar hitte zodat u er niet overheen kunt lopen en ook niet over de rotsen die gloeiend heet zijn.
Hoofdstuk 5.
Zij zien dat de bomen bedekt worden met groene bladeren wanneer zij uitkomen en vrucht dragen. Zij begrijpen alles en weten dat Hij die eeuwig leeft dit alles doet voor u.
Jaar in jaar uit gaat dit zo door. Alles wat Hij hen opgedragen heeft voeren zij voor Hem uit en zij verzuimen dit niet, maar zij doen wat God voor hen bepaald heeft.
Zij zien ook dat de zeeën en rivieren ieder hun eigen taak vervullen volgens Zijn gebod.
Maar u, u bent niet standvastig gebleken en hebt de geboden van de Heer niet uitgevoerd. U hebt zich ervan afgekeerd en met uw vuile taal hoogmoedig kwaad gesproken over Zijn majesteit.
U die uw hart verhard hebt, u zult geen vrede kennen. U zult uw dagen vervloeken en uw levensjaren zullen vergaan. Continue zal vervloeking en vernietiging uw jaren vullen. U zult geen genade vinden.
In die dagen zullen uw namen een eeuwige vloek zijn voor de rechtvaardigen. Iedereen die vloekt, zal bij uw naam vloeken. Alle zondaars en boosdoeners zullen in uw naam vloeken. En voor u boosdoeners zal deze vervloeking zijn.
-De uitgekozenen worden de zonden vergeven en verwerven wijsheid-
Maar de uitgekozenen zal hun zonden vergeven worden. Zij zullen vreugde en vrede en verdraagzaamheid ervaren. Zij zullen het licht zien en gered worden Zij zullen de aarde beërven.4
Maar voor u zondaars is er geen redding, u zult vervloekt zijn. De uitgekozenen zullen wijsheid verwerven. Zij zullen allen leven en nooit meer zondigen. Niet vanwege goddeloosheid of vanuit trots, maar zij die wijs zijn zullen nederig zijn.
Zij zullen niet langer in overtreding zijn en de rest van de dagen van hun leven zullen zij niet meer zondigen. Zij zullen niet gekweld en verontwaardigd sterven, maar het getal van hun dagen volmaken. Hun vrede zal tijdens hun leven toenemen en de jaren van vreugde zullen hen vermenigvuldigd worden. Eeuwige blijdschap en vrede zal al de dagen van hun leven hun deel zijn.
Hoofdstuk 6.
-De gevallen engelen die de mensen huwden.-
In de dagen dat de mensen zich vermenigvuldigden, waren de dochters die uit hen geboren werden mooi en elegant.
De engelen, de hemelse zonen, zagen hen en begeerden hen. Zij zeiden tegen elkaar: ‘Kom laten wij vrouwen kiezen uit de mensenkinderen en daarbij kinderen verwekken.’
Semjaza nu, hun leider, zei tegen hen: ‘Ik ben bang dat u met deze daad niet zult instemmen, dan zal ik alleen de straf moeten dragen van een grove zonde.’
Maar zij antwoordden hem en zeiden: ‘Laten wij een eed afleggen en zweren en ons binden aan een gemeenschappelijke vervloeking, om dit plan niet te laten varen maar uit te voeren.’
Zo spraken zij samen de vloek uit waaraan zij zich bonden door het gezamenlijk uitspreken van vervloekingen.
Het betrof tweehonderd (engelen). Zij daalden af naar de berg Hermon in de dagen van Jared. Zij gaven het de naam Hermon omdat zij daar gezworen hadden en zich gebonden hadden aan meerdere gezamenlijke vervloekingen.
Dit zijn de namen van hun leiders: Semjaza hun leider, Areklba, Rameël, Kokablel, Tamlel, Ramlel, Danel, Ezekweël, Barekwijal,
Azazel, Armaros, Baterel, Ananel, Zakwiël, Samzepeël, Saterel, Turel, Jomjael, Sariël. Dit zijn de leiders van de tweehonderd engelen en de rest sloot zich bij hen aan.
Hoofdstuk 7.
Ieder koos voor zichzelf een vrouw uit die zij benaderen en met wie zij gemeenschap hadden. Zo verontreinigden zij zichzelf.
Zij leerden hen tovenarij, bezweringen en het onderscheiden van wortels en planten.
Zij werden zwanger en baarden grote reuzen van wel 150 meter lang.
Zij vraten alles op wat het werk van de mensen opgeleverd had, totdat het onmogelijk werd om hen nog meer voedsel te geven.
Hierop keerden de reuzen zich tegen de mensen en vraten hen op.
Ook begonnen zij vogels, beesten, reptielen en vissen met huid en haar te verslinden en hun bloed te drinken. Daarom wees de aarde de wettelozen terecht.
Hoofdstuk 8.
-Het onderwijs van de engelen aan de mensen.-
Azazel leerde de mensen ook om zwaarden te maken, messen en schilden, borstpantsers en hij onderwees hen hoe het metaal van de aarde bewerkt kon worden. Ook leerde hij over spiegels, armbanden en kettingen, antimoon om de wimpers zwart mee te maken, het gebruik van kostbare edelstenen en allerlei verschillende verfsoorten.
Zo nam de goddeloosheid toe en ook het overspel breidde zich uit.
Op al hun wegen dwaalden zij af en werden zij verleid. Semjaza leerde betoveringen en het ‘lezen’ van wortels. Armaros het oplossen van tovenarij, Barekwijal de loop van de sterren, Rameël de sterrenbeelden, Ezekweël de gang der wolken, Arekiba de tekens op aarde, Samzepeël de tekenen van de zon en Sariël de loop van de maan. Toen de mensheid zo vernietigd werd, riepen zij het uit en hun roep steeg op tot in de hemel.
Hoofdstuk 9.
-De rechtvaardige engelen doen verzoeken voor hulp aan mensen.-
In die tijd keken Michaël, Gabriël, Rafaël, Suriël en Uriël vanuit de hemel naar beneden en zagen dat er veel bloed op aarde vergoten werd en alle wetteloosheid die op haar bedreven werd.
Zij zeiden tegen elkaar: ‘De aarde die haar bewoners verliest roept het uit tot aan de hemelpoorten.’
En tegen u, heiligen in de hemel, zeg ik: ‘De mensenzielen klagen en zeggen: ‘Breng onze zaak voor bij de Allerhoogste.’’
Toen gingen zij naar hun Heer en Koning en zeiden: ‘Heer der heren, God der goden, Koning der koningen en God van alle tijden, Uw troon staat vast over de generaties van alle tijden, Uw Naam is heilig en roemrijk tot in alle eeuwigheid.
U heeft alles gemaakt, over alles heeft U de macht. Alles is open en ontbloot voor Uw ogen. U ziet alles, niets en niemand kan zich voor U verbergen. U ziet wat Azazel gedaan heeft. Hij heeft alle ongerechtigheid op aarde geleerd en de geheimen die in de hemel bewaard werden geopenbaard. De mensen wilden ze ook graag leren.
Semjaza, aan wie U het gezag heeft gegeven over wie met hem zijn meegegaan heeft hen toverij geleerd. Zij allemaal zijn naar de mensendochters gegaan en hebben gemeenschap met hen gehad, zo hebben zij zich verontreinigd.
Zij hebben hen de misdaad geleerd, 8. en de vrouwen hebben reuzen voortgebracht. 9. Hierna is de aarde vervuild geraakt door bloedvergieten en onrecht.
Zie, nu schreeuwen de zielen van hen die omgebracht zijn het uit. Hun klachten hebben de hemelpoorten bereikt. Zij kunnen er niet mee stoppen omdat het wetteloze gedrag op aarde maar door gaat. 11. U weet alles al voordat het plaatsvindt. U ziet alles en lijdt eronder en toch zegt U ons niet wat wij met hen moeten doen.’
Hoofdstuk 10.
-Waarschuwing van Noach voor het naderende einde.-
Daarop sprak de Allerhoogste, de Heilige en Ene Grote sprak en stuurde Uriël naar de zoon van Lamech, deze zei tegen hem: ‘Ga naar Noach en zeg hem namens mij: ‘Verberg jezelf!’
Leg hem uit dat het einde nadert, want heel de aarde zal vergaan, het water van een vloed zal heel de aarde overstromen en alles wat zich op haar bevindt zal worden vernietigd.
Leer hem hoe hij kan ontsnappen, zodat zijn nageslacht op aarde bewaard zal worden voor de generaties die nog in de wereld zullen komen.’
-Opdracht om de gevallen engelen te binden.-
Hierna zei de Heer tegen Rafaël: ‘Bind Azazel aan handen en voeten en werp hem in de duisternis. Maak daarvoor een opening in de woestijn ter plaatse van Dudael en gooi hem daarin.
Bedek hem met ruwe scherpe stenen totdat hij geheel in het duister gehuld is. Laat hem daar eeuwig verblijven en bedek zijn gezicht zodat hij geen licht meer kan zien.
Op de dag van het grote oordeel zal hij in het vuur geworpen worden.
Genees hierna de aarde die door de engelen is verontreinigd, roep genezing over haar uit, zodat zij van de plaag herstelt en niet alle mensen sterven vanwege de geheimen die de wachters aan hen en hun zonen geopenbaard hebben.
De hele wereld is verontreinigd door de woorden die Azazel gesproken heeft, reken hem dus al deze misdaden toe.’
Hierna zei de Heer tegen Gabriël: ‘Ga naar de bastaards en verfoeilijken, de kinderen die geboren zijn uit overspel. Vernietig deze uit overspel geboren kinderen, het nageslacht van de wachters en roei hen uit tussen de mensheid. Zet hen tegen elkaar op zodat zij elkaar op het slagveld doden, want lengte van dagen zullen zij niet kennen. Zij zullen het u wel vragen, maar hun vaders, die hopen op eeuwig leven (voor hun kinderen), krijgen zelfs de vijfhonderd jaar niet die zij verlangen.’
-Het slechte wordt van de aarde verwijderd en he goede geplant, iedereen zal rechtvaardig worden-
Ook aan Michaël gaf de Heer een opdracht: ‘Ga, bind Semjaza en zijn metgezellen die zich verbonden hebben met vrouwen waardoor zij zich met hen verontreinigd hebben en onrein geworden zijn.
Als hun zonen elkaar hebben afgeslacht en zij de vernietiging van hun geliefden hebben gadegeslagen, bind hen dan vast in het binnenste van de aarde gedurende zeventig generaties. Dan komt de dag van hun oordeel en hun vernietiging, dan is er het oordeel dat altijd en eeuwig zal verteren.
In die dagen zullen zij in de vurige afgrond geworpen worden, in de kwellingen van de gevangenis waar ze voor eeuwig verteerd zullen worden.
Iedereen die veroordeeld en vernietigd zal worden, zal vanaf dat moment samen met hen gebonden zijn tot aan het einde van alle generaties.
Vernietig alle zielen die verslaafd zijn aan hun lusten en de kinderen van de wachters, want zij hebben de mensheid overheerst.
Vernietig iedereen die een ander verdrukt op aarde en laat alles wat slecht uitwerkt worden vernietigd. Plant rechtvaardigheid en waarheid, het zal zegen voortbrengen. Dan zullen de rechtvaardige en waarachtige daden voor eeuwig vreugde brengen.
Dan zullen alle heiligen dankbaar zijn en leven totdat zij duizenden kinderen krijgen. Al de dagen van hun jeugd tot en met hun ouderdom zullen zij vrede kennen.
In die dagen zal de aarde rechtvaardig bewerkt worden. Zij zal volledig beplant zijn met bomen en volop zegen geven.
Alle bomen die gewild zijn zullen erop geplant worden. Zij zullen wijngaarden planten en de wijnstronk die zij planten zal overvloedig vrucht dragen. Al het zaad dat op haar gezaaid wordt zal duizendvoudig vrucht dragen en elke maat olijven zal een tienvoudige persing voortbrengen.
Reinig de aarde van alle verdrukking, alle onrecht, alle misdaad, alle goddeloosheid en van alle onreinheid die op haar bedreven wordt. Roei dit over de hele aarde uit.
Dan zullen alle mensenkinderen rechtvaardig worden. Alle naties zullen mij verheerlijken, zegenen en prijzen. De aarde zal gezuiverd worden van alle verontreiniging, alle misdaad, alle strafvervolging en alle lijden. Van generatie op generatie zal ik geen zondvloed meer over haar uitstorten, in eeuwigheid
niet.’
Hoofdstuk 11.
‘In die dagen zal ik de schatkamers van hemelse zegeningen openen. Hier vanuit zal ik het werk van de mensenkinderen dat zij op aarde uitvoeren zegenen.
Vrede en waarheid zullen samen optrekken met de mensenkinderen gedurende alle resterende dagen van
de wereld en de generaties die komen.’
Hoofdstuk 12.
-Henoch brengt het oordeel aan de gevallen wachters-
Voorafgaand hieraan werd Henoch verborgen en niemand van de mensenkinderen wist waar hij zich verborgen hield, waar hij woonde en wat er van hem geworden was.
Hij werd in die dagen geheel in beslag genomen door de heiligen en de wachters.
Ik Henoch was bezig de Majestueuze Heer en Koning van Vrede te loven en te prijzen.
En zie, wachters riepen mij, Henoch de schriftgeleerde en zeiden tegen mij: ‘Henoch u bent een rechtvaardige schriftgeleerde, wilt u de (andere) hemelse wachters, die de hemel verlaten hebben en zichzelf verontreinigd hebben met vrouwen zoals de mensenzonen dat doen door voor zichzelf een vrouw te nemen, het volgende vertellen: ‘Op aarde zult u nooit vrede kennen of vergeving van zonden.
U zult zich niet verheugen over uw nageslacht, maar de afslachting ervan zien. U zult diep bedroefd zijn over de vernietiging van uw zonen en zult voor eeuwig smeken, maar geen genade en vrede ondervinden.’’
Hoofdstuk 13.
Henoch ging naar hem toe en zei: ‘Azazel, u zult geen vrede kennen. Het strenge oordeel is over u geveld om u in boeien te slaan.
U zult geen genade vinden en uw verzoek zal niets uitrichten, vanwege het onrecht dat u onderwezen hebt, en vanwege alle goddeloze en onrechtvaardige daden die u aan de mens heeft laten zien.
Daarna keerde ik mij van hem af en sprak ik tot de hele groep. Ze werden allemaal doodsbang en beefden hevig. Ze vroegen mij of ik een verzoekschrift voor hen wilde opschrijven waardoor ze toch vergeving ontvangen zouden, dit moest ik dan in aanwezigheid van de Heer van de hemel voorlezen.
Vanaf dat moment konden zij Hem namelijk niet langer benaderen of hun ogen naar de hemel opslaan vanwege de schaamte over de zonden die zij begaan hadden.
Hierna schreef ik hun verzoekschrift op, de gebeden en verzoeken die hun geest aangingen. Alles wat zij persoonlijk gedaan hadden werd in verband gebracht met deze verzoeken opdat ze vergeving van zonden en rust mochten ontvangen.
Toen vertrok ik naar het water van Dan, dat is in het land van Dan, ten zuidwesten van de Hermon. Daar las ik hun verzoekschrift tot ik in slaap viel.
Zie, hierna droomde ik, visioenen verschenen mij, ik viel op de grond en zag een visioen van bestraffing. Een stem sprak: ‘Ga en vertel dit aan de hemelse zonen en berisp hen.’
Toen ik wakker werd, ben ik opgestaan en naar hen toegegaan. Zij waren allemaal bij elkaar gekomen in Abel, wat tussen Libanon en Syrië in ligt, waar zij met bedekte gezichten zaten te huilen.
Ik vertelde hen alle visioenen die ik in mijn droom gezien had. Deze rechtvaardige woorden heb ik als een berisping naar hen toe uitgesproken.
Hoofdstuk 14.
In mijn droom zag ik wat ik nu zal uitleggen met mijn tong van vlees en de adem van mijn mond. Daarmee heeft de Ene Grote het voor de mens mogelijk gemaakt om te communiceren en innerlijk begrip te verkrijgen.
Want Hij heeft voor de mens het vermogen om woorden van wijsheid te begrijpen geschapen en gegeven. Zo ben ik ook geschapen en Hij heeft mij daarbij het vermogen gegeven om de wachters, de hemelse kinderen te berispen:
‘Ik heb uw verzoekschrift opgeschreven en in het visioen is het mij duidelijk geworden dat uw verzoek niet zal worden ingewilligd zo lang als de wereld zal bestaan.
Het oordeel is over u uitgesproken, het (verzoek) wordt niet gehonoreerd.
Vanaf nu zult u voor eeuwig nooit meer in de hemel opstijgen. Hij heeft gezegd dat u in de aarde vastgebonden zult zitten, zo lang als de aarde bestaat.
Hieraan voorafgaand zult u de vernietiging van uw geliefde zonen zien en geen vreugde aan hen beleven, voor uw ogen zullen zij door het zwaard vallen.
Ook uw verzoek over hen zal niet gehonoreerd worden evenals het verzoek wat uzelf betreft. Ondanks alles wat u onder groot verdriet en smeking uitspreekt en het verzoekschrift dat ik voor u geschreven heb.’
-Henoch ziet de Heer op Zijn troon.-
Dit is het visioen dat ik zag: ‘Zie, in het visioen zag ik dat wolken en mist mij omgaven, felle sterren en bliksemflitsen spoorden mij aan om haast te maken. Winden wakkerden dit verder aan zodat ik steeds sneller vloog.
Zo kwam ik in de hemel terecht, ik ging naar binnen tot ik bij een stenen muur van kristal kwam. Een hevig vuur omringde de muur zodat ik er bang van werd.
Toch liep ik door de vuurzee heen en kwam aan bij een groot huis dat uit kristallen opgebouwd was.
Ook de vloer was van kristal. Het dak was bekleed met felle sterren en bliksemflitsen omgeven door vurige Cherubim in een stormachtige lucht.
Een hevig vuur omringde ook deze muren en haar poorten spoten vuur.
Toen ik het huis binnenging was het er gloeiend heet en ijskoud tegelijk.
Het was geen prettige plek, er was geen teken van leven. Angst overviel mij en ik bleef maar trillen.
Door dit hevige trillen en beven viel ik op mijn gezicht, hierna ging het visioen verder.
Zie, een ander en groter huis dan het vorige, al haar deuren waren in vurige vlammen gehuld en stonden voor mij open. In alle opzichten overtrof het in schoonheid, uitstraling, pracht en praal zodat ik de grootsheid ervan niet kan beschrijven of uitleggen.
Haar vloer stond in vuur en vlam en bovenin flitsten de bliksems en stralende sterren, ook het plafond stond in vuur en vlam.
Ik keek op en zag een schitterende troon. Hij zag eruit als was hij gemaakt van kristal en zij had wielen die straalden als de zon, de stemmen van de Cherubim klonken er.5
Van onderuit de troon stroomde brandend vuur, het was onmogelijk om ernaar te blijven kijken.
De Ene Grote en Glorieuze zat erop. Zijn gewaad straalde feller dan de zon en was witter dan welke sneeuw dan ook.
Geen van de engelen kon naar binnen gaan of Zijn gezicht aanschouwen vanwege Zijn overweldigende uitstraling, geen vlees kon Hem aanzien.
Het vlammende vuur omringde Hem en een grote vuurvlam stond recht voor Hem. Niemand die Hem omringde was in staat om Hem te benaderen.
Ontelbaar veel engelen stonden voor Hem, hoewel Hij van niemand raad nodig heeft. De meest heilige (engelen) die het dichtste bij Hem waren gingen geen moment weg, ook ’s nachts niet.
Tot dat moment had ik plat op mijn gezicht gelegen, bevend. Toen riep de Heer mij, met Zijn eigen stem en Hij zei tegen mij:
‘Kom dichterbij Henoch en luister naar wat ik te zeggen heb.’ Een van de heiligen kwam naar mij toe en richtte mij op en leidde mij naar de ingang. Ik bleef met mijn ogen stijf naar de grond kijken.
Hoofdstuk 15.
-Henoch krijgt opdracht om de wachters hun oordeel mee te delen.-
Toen richtte Hij zich tot mij en sprak: ‘Luister, wees niet bang rechtvaardige Henoch, u schriftgeleerde van recht-vaardigheid.
Kom dichterbij en luister naar mijn stem. Ga naar de hemelse wachters toe, die u naar mij toegezonden hebben om voor hen te bidden, en zeg hen: ‘U zou voor de mensen moeten pleiten en niet de mens voor u.
Waarom heeft u de hoge, heilige en eeuwige hemel verlaten en geslapen met vrouwen waardoor u zich verontreinigd heeft met de mensendochters. U heeft ze als uw eigen vrouw genomen en hebt gedaan wat de kinderen van de aarde doen, zo heeft u reuzen van zonen verwekt.
U die geestelijk heilig en het eeuwig leven bezittend was heeft uzelf verontreinigd met vrouwenbloed, heeft kinderen van vlees en bloed verwekt en heeft net als de mensenkinderen vleselijke begeerten nagejaagd. Zij zullen echter sterven en vergaan.
Daarom heb ik hen vrouwen gegeven, zodat ze gemeenschap met hen kunnen hebben en kinderen door hen kunnen krijgen. Dit is wat op aarde gedaan wordt.
Maar u bent van aanvang af geestelijk gemaakt, u bezat het leven dat eeuwig is en bent in eeuwigheid niet aan de dood onderworpen.
Daarom heb ik geen vrouwen voor u bestemd, omdat u geestelijk bent en uw verblijf in de hemel is.
De reuzen nu die uit vlees en geest geboren zijn, zullen boze geesten op aarde genoemd worden, op aarde zullen zij leven.
Boze geesten zullen uit hun lichamen overblijven, omdat ze door mensen en de heilige wachters in hun oorspronkelijke en primaire staat gemaakt zijn.
Boze geesten zullen zij dus op aarde zijn en boze geesten zullen zij genoemd worden. Van de hemelse geesten is hun woonplaats in de hemel, maar de geesten van de aarde, die op aarde geboren zijn zullen op aarde wonen.
De geesten van de reuzen zullen als wolken zijn, zij zullen verdrukking, oneerlijkheid, aanvallen, oorlog en vernietiging op aarde bewerken. Het zijn probleemveroorzakers, hoewel ze geen voedsel nodig hebben hongeren en dorsten ze toch naar misdaad. Deze geesten zullen tegenover de mensenkinderen en hun vrouwen opstaan, omdat ze uit hen voortgekomen zijn.’
Hoofdstuk 16.
Vanaf de dag dat de reuzen afgeslacht en vernietigd zullen worden, als hun ziel het lichaam zal verlaten, dan zal hun vlees, dat vergankelijk is, niet geoordeeld worden. Dan zullen zij tot aan de dag van voltrekking van het grote oordeel verderf zaaien. Op die dag zal dit tijdperk beëindigd zijn.
Dan zullen de wachters en boosdoeners volledig vernietigd worden.
Nu verder over de wachters die hiervoor in de hemel waren en u naar mij toegestuurd hebben om voor hen te bemiddelen, zeg hen:
‘U bent in de hemel geweest maar alle geheimen zijn nog niet aan u geopenbaard. Toch heeft u, vanuit de hardheid van uw hart, de geheimen die u wist aan de vrouwen bekend gemaakt. Hierdoor hebben de vrouwen en heeft de hele mensheid het kwaad over de aarde verspreid.
Zeg daarom tegen hen: ‘U zult geen vrede kennen.’’
Hoofdstuk 17.
-Henoch wordt door de hemel rondgeleid en ziet het verband met de aarde.-
Hierna brachten zij mij naar een plaats waar de aanwezigen er als vlammend vuur uit zagen, en als zij dat wilden leken zij op een mens.
Zij brachten mij naar een hoge plaats, een berg waarvan de top tot in de hemel reikte.
Ik zag daar de uitgangen van licht en donder aan de extreem diepe zijkanten van de berg.
Ik zag een vurige boog met pijlen in een koker, een vurig zwaard en vele bliksems.
Zij leidden mij naar het levende water en het vuur in het westen dat de ondergaande zon ontvangt. Ik kwam bij een vuurstroom waarin het vuur als water stroomt en die uitmondt in de grote zee in het westen.
Iedere grote rivier zag ik totdat ik bij de diepe duisternis aankwam. Daar kwam ik uit waar geen vlees kan komen. Ik zag de sombere bergen waar de winter vandaan komt en de diepe plaats waarin alle zeewater wegvloeit. Ik zag de oorsprong van alle rivieren op aarde en de oorsprong van de diep(zee).
Hoofdstuk 18.
Hierna onderzocht ik de uitgangen van de wind en leerde dat zij er zijn om de inrichting van de schepping te verfraaien en het fundament van de aarde te verstevigen.
Ik zag de hoeksteen van de aarde. Ook zag ik de vier winden die de aarde dragen en het uitspansel van de hemel.
Ik zag dat de winden zich uitstrekken tot in de hemelgewelven en opkomen tussen de hemel en de aarde. Het zijn de pilaren waarop de atmosfeer rust.
Ik zag de winden die voor de omwenteling van de zon zorgen en die de sterren doen ondergaan.
Ik zag de winden op aarde die de wolken dragen en de wegen van de engelen.
Ik zag het uiteinde van de aarde en de atmosfeer erboven. Hierna ging ik naar het zuiden waar dag en nacht een vuur brandde. Er zijn daar zes bergen van prachtige (edel)stenen. Drie waren gericht op het oosten en drie op het zuiden.
Degenen die op het oosten gericht waren hadden kleurrijke stenen, een van kristalrijk margarite en een ander van antimoon. Degenen die op het zuiden gericht waren, waren van rode steen.
De middelste steeg op tot in de hemel, net als Gods troon, zij was van gipsalbast gemaakt en de top van de troon uit saffier.
Een vlammend vuur bedekte alle bergen.
Daarachter zag ik een uitgestrekt terrein waar water zich verzamelde.
Ik zag aardse fonteinen (die reikten tot) diep in de vurige pilaren waarop de hemel rust. In deze pilaren zag ik ontelbare vuurvlammen uitslaan, hoewel ze niet naar boven of naar beneden gericht waren.
Achter deze fonteinen zag ik een plaats die geen hemel boven zich of aarde onder zich had. Er was ook geen water boven of vleugels die het droegen, maar de plaats was levenloos.
Daar zag ik zeven sterren die lijken op grote brandende bergen en op geesten die het uitsmeekten naar mij.
Toen ik de engelen hiernaar vroeg zeiden ze mij: ‘Deze plaats is het einde van de hemel en aarde, dit zal de gevangenis voor de sterren en voor het leger van de hemel zijn.
De sterren waar het vuur overheen loopt zijn zij die de geboden van God overtreden hebben voordat hun tijd gekomen was. Dus zijn ze niet op de juiste tijd aangekomen. Daarom was Hij verbolgen over hen en heeft Hij hen gebonden, totdat de tijd van hun
misdaden in het geheime jaar voltrokken is.’
Hoofdstuk 19.
-De brandplaats voor de gevallen engelen en hun partners.-
Daarop zei Uriël tegen mij: ‘Hier zullen de engelen worden gebracht die gemeenschap hebben gehad met vrouwen. De geesten die zij aangenomen hebben, hebben vele gezichten, zij verontreinigen de mensheid en verleiden hen tot het offeren aan demonen alsof het goden zijn. Op de grote dag zal er een oordeel zijn waarop zij uiteindelijk tot hun verderf veroordeeld zullen worden.
Ook de vrouwen die de engelen uit de hemel verleid hebben zullen veroordeeld worden, zo kunnen ze elkaar vergezellen.’
Ik Henoch, ik alleen zag hoe het einde van alle dingen er uit ziet. Geen ander mens heeft het gezien zoals ik het gezien heb.
Hoofdstuk 20.
-De namen van de heilige engelen.-
Dit zijn de namen van de heilige engelen die waken:
Uriël, een van de heilige engelen die waakt over de aarde en de onderwereld. (wie het uitschreeuwen en de verschrikkingen)6
Rafaël een van de heilige engelen die waakt over de menselijke geesten.
Raguël, een van de heilige engelen die de straf voltrekt aan de wereld en de sterren.
Michaël, een van de heilige engelen die waakt over het beste deel van de mensheid en over de chaos. (de menselijke deugd en de leiding over de naties)
Sariël, een van de heilige engelen die waakt over de menselijke geesten die zondigen.
Gabriël, een van de heilige engelen die waakt over het paradijs, de Serafim (Ikisat) en de Cherubim.
Remiël een van de heilige engelen die God gesteld heeft over hen die zullen opstaan.
Hoofdstuk 21.
-Henoch ziet de strafplaats voor de engelen.-
Hierna kwam ik op een chaotische plek.
Daar zag ik niet het schitterende scheppingswerk van een hemel en ook niet de vaste aarde, maar een verlaten plaats, chaotisch en verschrikkelijk.
Daarbinnen zag ik zeven hemelse sterren vastgebonden zitten, zij leken op grote bergen van uitslaand vuur.
Toen zei ik: ‘Wat hebben zij misdaan dat zij zo vastgebonden zijn en waarom zijn zij naar deze plaats gebracht?’
Daarop antwoordde Uriël, een van de heilige engelen die bij mij was en de baas was over hen:
‘Waarom vraagt u dit Henoch, waarom wilt u de waarheid zo graag weten? Dit zijn een aantal sterren die het gebod van de Allerhoogste God overtreden hebben. Zij zijn gebonden totdat het oneindig aantal dagen (straf) die bij hun misdaad horen is voltooid.’ 7. Daar vandaan ging ik naar een andere vreselijke plek, erger dan de eerste, daar zag ik iets verschrikkelijks. Een immens vuur spoot en spetterde, in het midden ervan was een diepe afgrond waarin de vuurkolommen oneindig diep wegstroomden.
Haar maat of omvang was buiten elke proportie, ik kon ook niet zien waar alles vandaan kwam. Ik riep uit: ‘Wat een beangstigende plaats en vreselijk om naar te kijken!’
Daarop antwoordde Uriël die bij mij gebleven was: ‘Waarom bent u zo bang en vol verbazing over deze plaats?’
Ik antwoordde: ‘Omdat zij verschrikkelijk is en een plaats van lijden aanduidt.’
Hij zei: ‘Dit is de gevangenis van de engelen, hier
zullen zij voor eeuwig worden opgesloten.’
Hoofdstuk 22.
-De rustplaats voor de zielen.-
Van daaruit werd ik naar een volgende plaats gebracht. In het westen rees een hoge en verheven berg, een machtige rots op, samen met vier prachtige gebieden.
Van binnen waren ze diep, breed en vlak, zo vlak alsof het gladgestreken was, de diepte was te donker om de bodem te zien.
Toen sprak Rafaël, een van de engelen die bij mij was het volgende: ‘Dit zijn de vreedzame plaatsen waar de geesten, de zielen van de doden, verzameld zullen worden. Voor hen zijn ze geschapen, hier zullen alle zielen van de mensenzonen verzameld worden.
In deze gebieden zullen zij verblijven tot op de dag van hun oordeel en tot de tijd die voor hen bepaald is.
Hun verblijfstijd zal lang zijn tot op de dag van het grote oordeel.
Daar zag ik de geest van een mens die gestorven was terwijl hij naar de hemel toe zijn beklag deed.
Daarop vroeg ik Rafaël, de engel die bij mij stond, en zei: ‘Deze geest die beklag doet, wiens geest is dit, wiens stem richt deze klachten aan de hemel?’
Hij antwoordde mij en sprak: ‘Dit is de geest van Abel die door zijn broer vermoord is. Hij doet beklag over hem totdat zijn zaad over heel de aarde vernietigd wordt en zijn zaad tussen de mensheid uitgeroeid wordt.’
Daarna vroeg ik door over hem en over de diepe gebieden, ik zei: ‘Waarom is de een van de ander gescheiden?’
Hij antwoordde: ‘Er zijn drie plaatsen waar de geesten van de doden worden gesorteerd. Er is een plek afgescheiden voor de rechtvaardigen, hier is een heldere waterbron aanwezig.
Dan is er een plaats voor de zondaars die sterven en begraven worden zonder dat er tijdens hun leven een oordeel over hen is geveld.
Hier lijden de geesten in hevige pijn tot op de dag van het grote oordeel met straf en marteling voor hen die altijd vloeken, hun zielen zullen daar voor eeuwig gestraft en gebonden zijn.
Dan is er nog een afgescheiden plaats waar degenen die klagen gebracht worden. Zij die verhaal willen halen over hun vernietiging omdat ze door zondaars gedood zijn.
Deze plaats is gemaakt voor de menselijke geesten die niet rechtvaardig zijn geweest maar gezondigd hebben, die misdaden gepleegd hebben en samengewerkt hebben met de overtreders. Hun ziel zal op de dag van het oordeel niet vernietigd worden, maar zij zullen dan ook niet uit deze plaats verlost worden.’
Hierop zegende ik de Heer van de heerlijkheid en sprak: ‘Gezegend is mijn Heer, de Rechtvaardige Heer
die voor eeuwig over iedereen heerst.’
Hoofdstuk 23.
Hierna ging ik naar een andere plaats in het westen, aan het uiteinde van de aarde.
Daar zag ik een brandend vuur dat continue brandde, het stopte niet dag noch nacht, maar bleef voortdurend branden.
Ik vroeg: ‘Wat betekent dit vuur dat niet stopt.’ 4. Daarop sprak Raguël, een van de heilige engelen die naast mij stond, en zei: ‘Deze felle brand die zich uitstrekt naar het westen wijst op alle hemellichamen.’
Hoofdstuk 24.
-De troon in het paradijs en de Levensboom.-
Op de volgende plaats waar ik kwam zag ik een vurige berg waar dag en nacht vlammen uitbarstten.
Ik liep er omheen en zag zeven verschillende en schitterende bergen. Hun stenen waren overweldigend mooi. Allemaal even overweldigend en te mooi om te beschrijven. Hun oppervlak was prachtig. Drie ervan stonden in het oosten, waarbij de een de ander ondersteunde. Drie stonden in het zuiden elkaar op dezelfde wijze ondersteunend. Er tussenin lagen diepe ravijnen die elkaar niet raakten. De zevende berg stond in het midden en steeg ver boven de anderen uit.
Er bovenop stond een troon en om de troon heen waren geurige bomen geplant. Een van de bomen rook zoals ik nog nooit een boom geroken had, hij was ook uniek, geen van de bomen leek erop. Haar geur was uitmuntend en haar bladeren, bloemen en hout is onvergankelijk. Haar vrucht was prachtig en leek op die van de palm.
Daarop zei ik: ‘Wat een mooie boom is dit en wat een heerlijke geur, haar bladeren zijn zo mooi en haar bloemen zijn prachtig om te zien.’
Hierop antwoordde Michaël, een van de heilige en schitterende engelen die mij begeleidden en die hun leider was.
Hoofdstuk 25.
Hij zei: ‘Waarom vraagt u mij naar de geur van deze boom Henoch, waarom wilt u de waarheid hierover kennen?’
Hierop antwoordde ik: ‘Ik wil graag alles weten, maar vooral dat wat over deze boom te zeggen is.’ 3. Hij antwoordde en sprak: ‘De berg die u gezien heeft met haar top die op Gods troon lijkt, is de troon waarop de Heilige Grote en Majestueuze Heer, de eeuwige Koning zal zitten wanneer Hij komt om de aarde te bezoeken met Zijn goedheid.
Wat betreft deze heerlijk geurende boom, geen sterveling zal haar kunnen benaderen totdat het grote oordeel geweest is. Dan zal Hij iedereen vergelden en alles voor eeuwig vernietigen.
Daarna zal zij aan de rechtvaardigen en heiligen gegeven worden. Haar vrucht zal het voedsel van de uitverkorenen zijn. Zij zal overgeplant worden naar het noorden, waar de heilige plaats, de tempel van de Heer, de eeuwige Koning is.
Dan zullen zij in vreugde uitbarsten. In het heiligdom zullen zij binnengaan. Haar geur zal hen geheel doortrekken en zij zullen lang op aarde leven, zoals uw voorvaders geleefd hebben. In hun dagen zullen geen zorgen, moeilijkheden, plagen, straffen of rampen hen meer treffen.’
Hierna zegende ik de Glorieuze Heer, de Eeuwige Koning die dit alles voor de rechtvaardigen klaargemaakt heeft, Hij heeft ze geschapen en beloofd ze aan hen te geven.
Hoofdstuk 26.
-Het paradijs en een diep ravijn.-
Van daaruit ging ik naar het midden van de aarde. Daar was een ontspannen vruchtbare plaats. Overal stonden bomen waarvan de takken in bloei stonden.
Daar zag ik een heilige berg. Vanuit het oosten stroomde er water onderuit richting het zuiden.
In het oosten zag ik een andere berg die hoger was. Er lag een nauw en diep ravijn tussenin.
Van onderuit deze berg liep ook een rivier het ravijn in richting het westen. Daar stond een andere berg die lager was dan de andere. Een diep en droog ravijn lag tussen de bergen in. Om de drie bergen heen was nog een diep en droog ravijn te zien.
Alle ravijnen waren nauw en diep, gemaakt van hard gesteente waar geen boom kon groeien.
Ik stond verbaasd over deze rotsmassa en de ravijnen, ja ik stond stomverbaasd.
Hoofdstuk 27.
Toen zei ik: ‘Welk doel heeft dit prachtige land dat volledig bedekt is met bomen en dit verschrikkelijke ravijn ertussenin?’
Daarop antwoordde Uriël, een van de heilige engelen die bij mij was en zei: ‘Het verschrikkelijke ravijn is voor degenen die voor altijd vervloekt zullen zijn. Hier zal iedereen die met zijn mond onbetamelijk tegen de Heer gesproken heeft en Zijn Majesteit bespot heeft komen. Hier zullen zij samengebracht worden, dit is hun plaats des onheils.
In de laatste dagen zal het rechtvaardig oordeel over hen geveld worden ten aanschouwen van de rechtvaardigen. Zij die genade ontvangen zullen God voor altijd prijzen, de eeuwige Koning.
Als het oordeel over de eersten wordt geveld zullen zij Hem danken voor de genade die Hij hen bewezen heeft.’
Daarop prees ik God en droeg mijzelf aan hen op, ik beleed hoe groot Hij was, en verheerlijkte Hem boven alles.
Hoofdstuk 28.
Van daaruit ging ik naar het oosten, naar een berg midden in de wildernis.
Ik kon alleen de grond zien omdat ik mij tussen een oerwoud aan bomen en planten in bevond. Het plensde er van de regen.
Ik zag daar, in de richting van het oosten en het westen, een waterval die uit vele watervallen bestond.
Overal ontstonden hierdoor wolken en dauw.
Hoofdstuk 29.
Daar vandaan ging ik naar een andere plek in de wildernis aan de oostkant van de berg die daar stond.
Daar zag ik geurende bomen die de geur verspreidden van wierook en mirre. De bomen leken op amandelbomen.
Hoofdstuk 30.
Daarachter, verder naar het oosten was nog een plaats, een vallei vol met water.
Daar zag ik een mooie boom met de geur van een mastiekboom.
Aan de randen van de vallei ontdekte ik zoete kaneel. Hierlangs liep ik verder naar het oosten.
Hoofdstuk 31.
Ik stuitte op een andere met bomen bedekte berg, waar water vanaf stroomde dat leek op nectar die sarira en galbanum genoemd wordt.
Hierachter was weer een berg richting het oosten en aan het einde van de aarde, daar groeiden aloë bomen. Ze was ook rijk gevuld met styrax bomen en amandelbomen.
De vruchten ervan roken beter dan het lekkerste parfum.
Hoofdstuk 32.
-De boom van Kennis-
Na deze geuren in mij opgenomen te hebben keek ik over de bergen heen naar het noorden. Daar zag ik zeven bergen die gevuld waren met Nardus en geurende bomen van kaneel en peper.
Vanaf daar ging ik door over de bergtoppen naar het verre oosten van de aarde. Ik vloog over de zee van Eritrea en toen ik al ver daar vandaan was kwam ik de engel Zotiël tegen in de rechtvaardige tuin.
Ik zag daar vele bomen, sommige waren erg groot en in overvloed aanwezig, zij gedijden zeer goed. Hun geur was prettig en zeer sterk, zij hadden een gevarieerde en elegante uitstraling. Daar stond ook de boom van kennis, als iemand daarvan eet wordt hij vervuld van grote wijsheid.
De boom was zo hoog als een Tamarinde en heeft bladeren die lijken op die van de Johannesbroodboom.
Haar vruchten lijken op druiventrossen, erg mooi. Van veraf kan je de geur ervan al ruiken.
Ik zei: ‘Wat is deze boom mooi en wat ziet zij er prachtig uit!’ Daarop antwoordde Rafaël, de heilige engel die naast mij stond mij en zei: ‘Dit is de boom van kennis waar uw voorvader en overgrootmoeder van gegeten hebben, lang voordat u bestond. Door ervan te eten werden hun de ogen geopend en wisten zij dat ze naakt waren, hierdoor werden ze uit de tuin
weggestuurd.’
Hoofdstuk 33.
-De aarde en de poorten van de sterren en de winden-
Daarna ging ik naar het uiteinde van de aarde waar ik grote dieren die sterk van elkaar verschilden zag. Ook zag ik vogels die er verschillend uitzagen, zowel qua vorm als zang. Aan de oostkant van deze dieren zag ik het einde van de aarde waar de hemel begon en ik zag de deuren van de hemel openstaan.
Daar zag ik de sterren aan de hemel opkomen.
Ik telde het aantal sterren dat naar buiten kwam en schreef ze stuk voor stuk op volgorde op. Zowel hun namen als hun loop en de tijden en de seizoenen die zij bestreken, precies zoals de engel Uriël die bij mij was het mij uitlegde.
Alles toonde hij mij en schreef hij voor mij op, zowel hun namen als de wetmatigheden en de verbanden. Hoofdstuk 34.
Daar vandaan ging ik weer naar het uiterste noorden. Aan het uiteinde van de aarde zag ik een groot indrukwekkend wonder.
Ik zag drie geopende hemelpoorten. Noordelijke winden woeien erdoorheen die kou, hagel, vorst, sneeuw, dauw en regen verspreidden.
Één poort bracht milde wind naar buiten, maar de andere twee brachten krachtige en stormachtige wind naar buiten. Zij veroorzaakten een hevige wind over de aarde.
Hoofdstuk 35.
Vanaf daar ging ik naar het uiteinde in het westen. Ook daar stonden drie poorten open, net als in het noorden, ook de omvang ervan was even groot.
Hoofdstuk 36.
Van hieruit ging ik verder naar het uiterste zuiden, waar ook drie hemelpoorten open stonden en waar dauw, regen en wind uit kwamen.
Ik vloog door naar de uiterst oostelijke hemel waar drie hemelpoorten naar het oosten toe open stonden die kleiner van omvang waren.
Door deze poorten gingen de sterren in de richting van het westen volgens de baan die aan hen was toegekend.
Steeds als ik keek zegende ik de Heer der Heerlijkheid en kon ik niet ophouden de Heer der Heerlijkheid te prijzen over de grote en prachtige wonderen die Hij geschapen had voor de engelen en de mensenzielen. Dit alles zodat zij Zijn werk en hele schepping zouden prijzen. Zo zouden zij Zijn overweldigende kracht zien, het grote werk van Zijn handen eren en Hem voor eeuwig zegenen.
Hoofdstuk 37.
Het tweede visioen dat hij zag, het visioen van wijsheid, dat Henoch zag, de zoon van Jared, de zoon van Mahalalel, de zoon van Kenan, de zoon van Enos, de zoon van Seth, de zoon van Adam.
Hier beginnen de woorden die ik luidop wil spreken tot hen die de aarde bewonen. Luister vanaf het begin en begrijp tot aan het einde, de heilige zaken die ik uitspreek in aanwezigheid van de Heer der geesten.
Het is goed om het te vertellen aan degenen die als eerste leefden, maar laat ook degenen die na mij komen het begin der wijsheid niet versmaden.
Tot vandaag is deze wijsheid die ik met inzicht ontvangen heb, nog niet door de Heer der geesten gegeven. Wijsheid zoveel als ik bevatten kon en het de Heer der geesten behaagde. Ik heb het als een deel van het eeuwige leven van Hem ontvangen.
Drie gelijkenissen werden mij bijgebracht die ik aan de inwoners van de wereld heb uitgelegd.
Hoofdstuk 38.
-De aarde zal aan de rechtvaardigen gegeven worden-
De eerste gelijkenis. Als de verzameling van heiligen geopenbaard wordt en zondaars voor hun zonden gestraft zullen worden, dan zullen zij van het aardoppervlak worden verwijderd.
Als de Rechtvaardige zal verschijnen, ten aanschouwen van alle rechtvaardigen die uitgekozen worden, na weging van hun daden door de Heer der geesten, zal het licht opgaan over deze rechtvaardigen en zullen de uitgekozenen op aarde wonen. Waar zullen de zondaars dan naar toe moeten gaan, waar is de rustplaats van hen die de Heer der geesten verworpen hebben? Het zou beter voor hen zijn dat ze niet geboren waren.7
Als de geheimen van de rechtvaardigen geopenbaard zullen worden en de zondaars geoordeeld. Als de boosdoeners uit de kring van rechtvaardigen en de uitgekozenen verwijderd zullen worden.
Vanaf dat moment zullen zij die nu de aarde bezitten geen macht meer hebben of verheerlijkt worden. Zij zullen niet in staat zijn om de gezichten van de heiligen te aanschouwen als de Heer der geesten Zijn licht zal doen stralen vanaf de gezichten van de heiligen, rechtvaardigen en uitgekozenen.
De koningen en machtigen zullen dan vergaan en overgedragen worden in handen van de rechtvaardigen en heiligen.
Hierna zal niemand meer genade van de Heer der geesten afsmeken, omdat hun leven ten einde is gekomen.
Hoofdstuk 39.
-De woningen van de heiligen-
In die dagen zullen de heiligen en uitgekozenen uit de hoge hemel afdalen en zij zullen zich tussen de mensenkinderen mengen.
Henoch ontving in die dagen boeken over verontwaardiging en onrust en over haast en irritatie. ‘Genade zullen zij niet kennen,’ zegt de Heer der geesten.
Een wervelwind tilde mij op van de aarde en voerde mij naar het einde van de hemel.
Daar zag ik een volgend visioen, het waren de verblijfplaatsen van de heiligen en de rustplaatsen van de rechtvaardigen.
Ik zag dat hun woningen bij de engelen waren en hun bedden bij de heiligen. Zij deden verzoeken en voorbede en gebeden voor de mensenkinderen. Rechtvaardigheid stroomde als water naar hen toe en genade bedekte hen als de dauw op aarde. Zo zal het voor hen zijn, eeuwig en altijddurend.
Daar zag ik de verblijfplaats van degenen die uitgekozen zijn vanwege hun geloof, waarachtigheid en rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid zal in die dagen floreren. Ontelbaar zullen de heiligen en uitverkorenen zijn, in nabijheid van God, voor eeuwig en altijd.
Ik zag dat zij rust vonden onder de vleugels van de Heer der geesten. Alle heiligen en uitgekozenen zongen uit volle borst voor Hem, sterk als brandende toortsen. Hun mond zal vervuld zijn van zegeningen en vanaf hun lippen zal de Heer der geesten verheerlijkt worden. Oprechtheid zal eeuwig voor Hem standhouden.
Ik wilde daar het liefste blijven, mijn ziel verlangde ernaar om daar te gaan wonen. Vooraf is het mijn deel al geweest, want de Heer der geesten heeft dat zo voor mij bepaald.
Toen verheerlijkte en prees ik de Naam van de Heer der geesten vol lof en aanbidding. Want Hij heeft die plaats gemaakt vol lof en aanbidding, omdat Hij daar zelf zo van houdt.
Zo lang het kon hebben mijn ogen die plaats bekeken. Ik loofde Hem en aanbad Hem die van aanvang was en voor eeuwig zijn zal. Helemaal in het begin, voordat de wereld geschapen werd wist Hij al wat in eeuwigheid zijn zal en wat generatie op generatie volgen zal.
Zij die nooit slapen eren U, zij staan voor Uwe Heiligheid en eren, prijzen, verheerlijken U zeggende: ‘Heilig, heilig, heilig is de Heer der geesten. Hij vult de aarde met geesten.’
Daar zag ik alle geesten die nooit slapen. Zij stonden voor Hem en eerden Hem zeggende: ‘Alle eer aan U en gezegend is de Naam van God voor eeuwig en altijd.’ Daarop werd mij het zicht ontnomen, ik kon het niet langer bevatten.
Hoofdstuk 40.
-De ontelbare menigte voor de Heer en de vier hoofdengelen-
Hierna zag ik duizenden maal duizenden, ontelbaar maal ontelbaar, een oneindige massa mensen, staande voor de Heer der geesten.8
Aan de kant van de vier vleugels van de Heer der geesten zag ik anderen, anders dan hen die niet slapen en ik hoorde hun namen die de engel die bij mij was aan mij vertelde, evenals alle verborgen zaken.
Toen hoorde ik de stemmen van hen die aan de vier kanten stonden en de Heer der Heerlijkheid prijzen.9
De eerste stem verheerlijkt de Heer der Heerlijkheid voor eeuwig en altijd.
De tweede stem verheerlijkte de Ene Uitgekozene en de uitgekozenen die vanwege de Heer der geesten geleden hebben.
De derde stem bad en deed voorbede voor degenen die op aarde leven, smeekte bij de Naam van de Heer der geesten.
De vierde stem verdreef de onheilige engelen en verbood hen om in de nabijheid van de Heer der geesten te komen om degenen die op aarde zijn te beschuldigen.
Hierna vroeg ik de engel van vrede die bij mij was en alles wat verborgen is uitlegde: ‘Wie zijn degenen die ik op de vier hoeken gezien heb en wiens woorden ik gehoord en opgeschreven heb?’
Hij antwoordde mij: ‘De eerste is Michaël, de genadige en geduldige. De tweede is gesteld over alle ziekte en verwondingen van de mensenkinderen, dat is Rafaël. De derde die geplaatst is over alle machten is Gabriël. De vierde, die gesteld is over het berouw en de hoop voor hen die het eeuwige leven zullen beërven heet Fanuël.
Dit zijn de vier engelen van de Heer der geesten en de vier stemmen die ik toen gehoord heb.
Hoofdstuk 41.
-Alleen de Heer is Rechter over iedereen-
Hierna hoorde ik over de geheimen van de hemelen, de verdeling van het koninkrijk en hoe de daden van de mensen in een balans gewogen worden.
Daar zag ik de woningen van de uitgekozenen en de heiligen. Ook zag ik met eigen ogen hoe de zondaars, die de Naam van de Heer der geesten verloochend hebben, daar vandaan weggevoerd werden. Ze werden weggesleept van (de plaats) waar ze stonden. Voor hen was er geen plaats vanwege de straf die tegen hen werd voltrokken op bevel van de Heer der geesten.
Daar zagen mijn ogen de geheimen van de bliksem en de donder, die van de winden en hoe ze verspreid worden om over de hele wereld te waaien.
Ook zag ik de geheimen van de wolken en de dauw, van de plaats waar ze opkomen tot waar ze de droge aarde verzadigen. Ik zag de afgesloten plaatsen waarvanuit de winden verdeeld worden, de plaats van de hagel en de wind, de plaats van de mist en de wolken, waar een wolk begint en hoe deze hierna over de aarde beweegt.
Ik zag de plaatsen van de zon en de maan, waar ze vandaan komen en waar ze naartoe gaan tot aan hun majestueuze terugkomst. Ik zag hoe de een de ander overtrof. Ik volgde hun statige loop en hoe ze hun baan niet verlaten, niets ervan wordt afgenomen of toegevoegd aan hun baan.
Zij vertrouwen op elkaar, in overeenstemming met de eed waaraan zij samen gebonden zijn. Eerst gaat de zon op en doorloopt haar baan zoals de Heer der geesten opgedragen heeft, machtig is Zijn Naam voor eeuwig en altijd.
Hierna zag ik de zichtbare en onzichtbare loop van de maan. Ook zij voltooid haar weg en doorloopt haar pad overdag en ‘s nachts, terwijl zij beiden gericht bleven op de Heer der geesten, Hem zonder ophouden lovende en prijzende, want aanbidding is rust voor hen.
In de schitterende zon is er namelijk een voortdurende wisselwerking tussen zegen en vloek. En de baan van de loop van de maan is een licht voor de rechtvaardigen, maar duisternis voor de zondaars, uit Naam van de Heer der geesten die scheiding heeft gemaakt tussen het licht en de duisternis en de menselijke geesten gescheiden heeft. Hij heeft de rechtvaardige geesten door Zijn rechtvaardige Naam gesterkt.
Geen engel kan dit verhinderen of is daartoe bekrachtigd, want Hij is de Rechter over allen en zal hen allen voor zich stellen en berechten.
Hoofdstuk 42.
-De zoektocht naar een woning van ‘wijsheid’ en ‘onrechtvaardigheid’-
Wijsheid heeft geen plaats gevonden om te wonen, daarom is voor haar een verblijfplaats in de hemelen aangewezen.
Wijsheid ging op weg om een verblijfplaats onder de mensenkinderen te vinden. Zij vond deze niet, waarna ze naar huis terugkeerde en te midden van de engelen verbleef.
Ook onrechtvaardigheid verliet haar woning en zonder te zoeken vond ze. Ze nam haar intrek, zoals regen in de woestijn en zoals dauw op het droge land.
Hoofdstuk 43.
-Het verband tussen de sterren en de heiligen-
Ik zag nog meer schitterends over de sterren aan de hemel. Ik zag hoe Hij hen allen bij name noemt en hoe zij Hem gehoorzamen.10
Ik zag hoe zij in een zuivere balans gewogen worden in overeenstemming met de hoeveelheid licht die zij geven.11 Ik zag hoe ver zij van elkaar afstonden en het moment waarop zij verschijnen en weer terugkeren. De ene pracht overtreft de andere.
Hun terugkeer was te midden van de engelen en getrouwen.
Ik vroeg de engel die bij mij was om alle verborgenheden te tonen: ‘Wat zijn dit?’ En hij antwoordde: ‘Een gelijkenis hierover heeft de Heer der geesten u duidelijk gemaakt, dit zijn de namen van de heiligen die op aarde leven en in de Naam van de Heer der geesten geloven, voor eeuwig en altijd.’
Hoofdstuk 44.
Ik zag nog iets wat de lichtstraling betreft, dat zij vanuit de sterren opkomt en zo schittering veroorzaakt, zij kunnen zichzelf niet verloochenen.
Hoofdstuk 45.
-Vrede voor de rechtvaardigen, de zondaars worden vernietigd-
De tweede gelijkenis gaat over degenen die de Naam van de verblijfplaats der heiligen en die van de Heer der geesten (de hemel) loochenen.
Naar de hemel zullen zij niet opstijgen, ook zullen zij niet op aarde verblijven. Dit is het lot van de zondaars die de Naam van de Heer der geesten verloochend hebben. Daarom worden zij tot de dag van straf en lijden bewaard.
Op die dag zal mijn Uitgekozene op de troon van heerlijkheid zitten en hun werken en ontelbare rustplaatsen beproeven. Hun geesten zullen zich oprichten als zij mijn Uitgekozene zien, samen met degenen die mijn heilige en heerlijke Naam ter bescherming aangeroepen hebben.12
Dan zal ik mijn Uitgekozene in hun midden doen wonen, de hemel veranderen en haar voor eeuwig verlichten en zegenen.13
Ook de aarde zal ik tot een zegen veranderen. Dan zorg ik ervoor dat mijn uitverkorenen haar kunnen bewonen, maar de zondaars en misdadigers zullen geen voet op haar zetten.
Mijn rechtvaardigen zal ik met vrede verzadigen, ik zal hen voor mij plaatsen. Maar voor de zondaars komt veroordeling naderbij, zodat ik hen van het aardoppervlak vernietigen kan.
Hoofdstuk 46.
-Visioen van de Heer en de Mensenzoon-
Daar zag ik Hem die Altijd is. Zijn hoofd was wit als wol en naast Hem zat nog iemand die eruit zag als een man. Zijn gezicht was vol van genade, als een van de heilige engelen.14
Ik vroeg de engel die bij mij was en mij de verborgenheden uitlegde:
‘Wie is die Mensenzoon, waar komt Hij vandaan en waarom staat Hij naast Hem die Altijd is?’ Hij antwoordde en zei tegen mij: ‘Dit is de Mensenzoon die rechtvaardigheid draagt, Hij is bekleed met rechtvaardigheid. Alle schatten van wat verborgen is zal Hij openbaren. De Heer der geesten heeft Hem uitgekozen en Zijn erfdeel van de Heer der geesten overtreft iedereen in eeuwige oprechtheid.
Deze Mensenzoon zal de koningen en machtigen van hun plaats en troon stoten. Hij zal het juk van machtigen verbreken en de zondaars de tanden uit de mond slaan.
Koningen zal Hij samen met hun koninkrijk neerwerpen, omdat zij Hem niet eren en verheerlijken. Zij erkennen ook niet nederig Degene die hen hun koninklijke macht heeft toevertrouwd.
Het hoofd van de sterken zal zich vol schaamte buigen. Dan zal duisternis hun verblijfplaats zijn en zal hun bed vol wormen zijn.15 Alle hoop om uit hun bed op te staan is vervlogen, omdat zij de Naam van de Heer der geesten niet verheerlijkt hebben.
Zij hebben de sterren van de hemel veroordeeld en hun hand tegen de Allerhoogste opgeheven. Zij hebben de aarde met voeten getreden, haar bewoond en zichtbaar onrechtvaardig gehandeld. Zij hebben op hun rijkdom vertrouwd en op goden die zij eigenhandig gemaakt hebben.
Zij ontkennen de Naam van de Heer der geesten en zij verdrijven Hem uit de tempels waarin zij samenkomen, alsook de rechtvaardigen die in Naam van de Heer der geesten lijden.’
Hoofdstuk 47.
-De martelaren en volheid van het getal der heiligen-
In die dagen zal het gebed van de heiligen en rechtvaardigen en het bloed van de rechtvaardigen van de aarde tot de Heer der geesten opstijgen.16 2. In die dagen zullen de heiligen in de hemelen samenkomen en hun stem eenparig verheffen. Zij zullen voorbede doen, lofprijzing en dank en eer brengen aan de Naam van de Heer der geesten. Dat doen zij omdat rechtvaardig bloed vergoten is en opdat het gebed van de rechtvaardigen niet voor niets de Heer der geesten bereikt, Hij voor hen het oordeel velt en zodat Zijn geduld niet maar voortduurt.17
Ik zag dat in die dagen voor Hem die Altijd is, die op de troon der heerlijkheid gezeten is, het boek van de levenden in Zijn aanwezigheid geopend werd.18 Geheel Zijn hemelse leger en Zijn raadgevers stonden rondom en voor Hem.
Hierop vervulde het hart van de heiligen zich met vreugde, want het getal der heiligen was vol, het gebed van de rechtvaardigen verhoord en het bloed van de rechtvaardigen door de Heer der geesten
geaccepteerd.19
Hoofdstuk 48.
-De Mensenzoon die van den beginne is, steunt rechtvaardigen-
Daar zag ik de fontein van rechtvaardigheid die onafgebroken spoot, omgeven door vele bronnen van wijsheid. Alle dorstigen dronken daaruit en zij werden met wijsheid vervuld. Zij mochten wonen bij de rechtvaardigen, de uitgekozenen en de heiligen.20
Op dat moment werd de Mensenzoon bij de Heer der geesten geroepen, geroepen bij Hem die Altijd is.
Voordat de zon en tekenen gemaakt werden, voordat de sterren aan de hemel geformeerd werden, is Zijn Naam al in aanwezigheid van de Heer der geesten uitgesproken.
Hij zal een steun zijn voor de rechtvaardigen, door op Hem te steunen zullen zij niet vallen. Hij zal het Licht zijn voor de heidenen en de hoop voor hen wiens hart bezwaard is.21
Iedereen op aarde zal neervallen en Hem aanbidden en zij zullen loven, prijzen en met zang de Naam van de Heer der geesten aanbidden.22
Daarom is Hij in Zijn nabijheid uitgekozen en verborgen gehouden, voordat de wereld geschapen werd, voor alle tijden.
De wijsheid van de Heer der geesten heeft Hem aan de heiligen en rechtvaardigen geopenbaard, want zij hebben de onrechtvaardige wereld gehaat en veracht.23 Zij hebben al haar werken en wegen uit Naam van de Heer der geesten gehaat. Want in Zijn Naam zullen ze gered worden en wat Hij wil zal hun leven zijn.
-Veroordeling van de aardse machthebbers-
‘In die dagen zullen de koningen en machtigen op aarde, die de wereld gewonnen hebben door hun eigen inspanningen, nederig worden en het hoofd buigen. Op de dag van angst en moeite zullen zij hun ziel niet kunnen redden en zich aan hen die ik heb uitgekozen moeten onderwerpen.
Als stro in het vuur zullen zij verbranden ten aanschouwen van de rechtvaardigen.24 Als lood in water zullen zij voor de ogen van de heiligen wegzinken. Geen spoor van hen zal meer te vinden
zijn.’
Op de dag van hun nood zal de wereld rust hebben. In Zijn aanwezigheid zullen zij vallen en niet meer opstaan. Niemand zal er zijn om hen de hand te reiken en op te doen staan. Omdat zij de Heer der geesten en Zijn Messias afgewezen hebben. De Naam van de Heer der geesten is gezegend.
Hoofdstuk 49.
-De Mensenzoon zal volmaakt rechtvaardig oordelen-
Wijsheid wordt als water uitgegoten en heerlijkheid zal in Zijn aanwezigheid voor eeuwig en altijd bestaan. 2. Want Hij is machtig met alle rechtvaardige geheimen.
Onrechtvaardigheid zal als een schaduw voorbijtrekken en niet langer bestaan. Want de Uitgekozene staat voor de Heer der geesten en Zijn heerlijkheid duurt voor eeuwig en altijd. Zijn macht bestrijkt alle generaties.
In Hem woont de Geest van wijsheid, de Geest van inzicht en de Geest van begrip en kracht.25 Het is de Geest van hen die rechtvaardig ontslapen zijn.
Alle geheimen zal Hij oordelen. Niemand kan in Zijn aanwezigheid een leugen in stand houden. Want Hij is de Uitgekozene van de Heer der geesten in wie Hij een welbehagen heeft.26
Hoofdstuk 50.
-Op de dag van nood overwinnen en stralen de rechtvaardigen, dan is er nog tijd voor berouw-
In die dagen zullen de heiligen en uitgekozenen veranderen.27 Het daglicht zal hen bekleden en eer en glorie zal de heiligen ten deel vallen.
Op de noodlijdende dag, wanneer het kwaad de zondaars overladen zal, zullen de rechtvaardigen in de Naam van de Heer der geesten overwinnend zijn. Anderen zullen inzien dat zij berouw moeten tonen en het werk van hun handen moeten laten varen en dat zij geen eer te verwachten hebben in aanwezigheid van de Heer der geesten. Toch kunnen zij (nog) door Zijn Naam gered worden.
Dan zal de Heer der geesten medelijden met hen hebben, omdat Zijn genade groot is.
Ook is Hij rechtvaardig in Zijn oordeel. In de aanwezigheid van Zijn heerlijkheid zal onrechtvaardigheid niet kunnen bestaan. Bij Zijn oordeel zullen degenen die geen berouw hebben als zij voor Hem staan vergaan.
‘Vanaf dat moment zal ik geen genade meer voor hen hebben,’ zegt de Heer der geesten.
Hoofdstuk 51.
-De dag dat alle zielen door de aarde teruggegeven worden aan de Uitgekozene voor het oordeel.-
In die dagen zal de aarde uit haar baarmoeder teruggeven wat aan haar is toevertrouwd. Ook het dodenrijk zal teruggeven wat zij ontvangen heeft. Ook de hel zal teruggeven wat zij zich toegeëigend heeft.
De heiligen en rechtvaardigen zal Hij er tussenuit sorteren, omdat de dag van hun redding is aangebroken.
Dan zal de Uitgekozene op Zijn troon zitten en door Zijn mond zal elk geheim en iedere wijsheid en raad uitgelegd worden. Want de Heer der geesten heeft Hem ermee begiftigd en Hem verheerlijkt.
In die dagen zullen de bergen dansen als rammen en de heuvels huppelen als lammetjes die net melk gedronken hebben.28 Iedereen zal worden als de engelen in de hemel en hun gezichten zullen van vreugde stralen.29
Dan zal de Uitgekozene verheerlijkt worden, de aarde zich verheugen, zullen de rechtvaardigen haar bewonen en de uitgekozenen haar bewandelen.
Hoofdstuk 52.
-Op de dag van de Messias redt geen enkele aardse beschermingmeer-
Na enige dagen op de plaats geweest te zijn waar de (eerste) visioenen aan mij getoond waren, alles wat verborgen was geweest en waarnaar ik in een westelijke wervelwind toegebracht was, heb ik elders ook de hemelse en aardse geheimen van de toekomst gezien.
Een berg van ijzer, een berg van koper, een berg van zilver, een berg van goud, een berg van vloeibaar metaal en een berg van lood.
Ik vroeg de engel die bij mij was: ‘Wat betekenen deze zaken die ik in het geheim gezien heb?’ Hij zei: ‘Al de zaken die u gezien hebt dienen de heerschappij van de Messias waarmee Hij Zijn majesteit en macht op aarde zal bevestigen.’
De engel van vrede antwoordde mij en sprak: ‘Wacht nog een korte periode, dan zullen alle verborgen zaken die de Heer der geesten heeft bepaald aan u uitgelegd worden.
De bergen die u gezien hebt; de berg van ijzer, de berg van koper, de berg van zilver, de berg van goud, de berg van vloeibaar metaal en de berg van lood. In aanwezigheid van de Uitverkorene zullen deze zijn als bijenwas bij het vuur en als water dat van boven op deze bergen valt.30 Zij zullen machteloos aan Zijn voeten liggen.
In die dagen kan niemand door goud of zilver gered worden.31
Zij hebben de macht niet om zichzelf veilig te stellen of om weg te vliegen.
IJzer om oorlog te voeren zal er niet zijn en ook geen pantser om jezelf mee te beschermen. Brons heeft geen nut meer, tin kent geen toepassing meer en naar lood wordt niet gevraagd.
Al deze zaken zullen afgewezen en van het oppervlak van de aarde vernietigd worden als de Uitgekozene zal verschijnen in aanwezigheid van de Heer der geesten.
Hoofdstuk 53.
-Geen geschenk kan redden, straf voor de aardse machthebbers-
Daar zagen mijn ogen een diepe vallei met een brede ingang. Iedereen die op aarde, op zee of een eiland woont, zal Hem geschenken brengen, kado’s en eerbewijzen, toch zal deze diepe vallei niet vol worden.
Hun handen zullen wetteloosheid bedrijven. Wat zij met noeste arbeid gemaakt hebben zullen de zondaren misdadig verslinden. Maar zij zullen vergaan voor het aangezicht van de Heer der geesten. Zij zullen van het aardoppervlak worden uitgeroeid en voor eeuwig en altijd vergaan.
Ik zag dat de engelen van straf daar verbleven en alle instrumenten van Satan klaarmaakten.
Toen vroeg ik de engel van vrede die bij mij was: ‘Voor wie maken zij deze werktuigen klaar?’
En hij zei tegen mij: ‘Zij maken deze klaar voor de koningen en machtigen van deze aarde, zodat zij daardoor vernietigd zullen worden.
Hierna zal de Rechtvaardige en Uitgekozene het huis van samenkomst doen verschijnen. In de Naam van de Heer der geesten zal het vanaf dat moment ongehinderd bestaan.
Ook zullen deze bergen niet kunnen bestaan in Zijn aanwezigheid, de heuvels zullen als waterbronnen zijn en de rechtvaardigen zullen van de onderdrukking door
zondaars verlost zijn.’
Hoofdstuk 54.
-Straf voor de gevallen engelen-
Toen ik omkeek zag ik een ander deel van de aarde waar een diepe kloof vol vuur te zien was.
Toen brachten zij de koningen en machtigen en begonnen hen in deze diepe afgrond te werpen.
Ook zag ik dat zij immens zware ijzeren werktuigen maakten van kettingen.
Hierop vroeg ik de engel van vrede die met mij meegestuurd was het volgende: ‘Voor wie worden deze kettingen klaargemaakt?’
Hij antwoordde mij: ‘Deze worden klaargemaakt voor het leger van Azazel, zo kunnen zij hen oppakken en in de afgrond van finale veroordeling werpen. De engelen zullen overladen worden met geweldige stenen zoals de Heer der geesten dat bevolen heeft.’ 6. Michaël, Gabriël, Rafaël en Fanuël zullen daarvoor op die grote dag zorgdragen. Zij zullen hen in de gloeiend hete vuuroven werpen. Zo vergeldt de Heer der geesten hun misdaden, omdat zij vertegenwoordigers van Satan geworden zijn en hen die op aarde zijn verleid hebben.
Die dag zal de straf van de Heer der geesten uitgaan. De schatkamers vol water die in de hemel zijn zullen geopend worden en de bronnen die onder de aarde zijn.
Dit zal zich met elkaar mengen, het water in de hemel is sturend en het water op aarde ontvangend.
Alles dat op aarde leeft en alles wat tot aan de uiteinden van de hemelen bestaat zullen zij vernietigen.
Dan zullen zij de onrechtvaardigheid op basis waarvan zij op aarde gehandeld hebben begrijpen, daarom zullen zij vergaan.’
Hoofdstuk 55.
-De Heer JHVH zal de hele aarde zo niet opnieuw vernietigen.-
Hierna kreeg Hij Die Altijd is berouw en zei: ‘Iedereen die op aarde woont heb ik voor niets vernietigd.’
Daarop zwoer Hij bij Zijn grote Naam: ‘Vanaf nu zal ik zo niet langer handelen met degenen die op aarde leven. Ik stel een teken hoog aan de hemel, het zal getuigen van de vertrouwensband die ik voor eeuwig met hen sluit, zo lang als de atmosfeer boven de aarde staat.
Dan zal wat ik geboden en mij eerder voorgenomen heb door middel van de engelen worden uitgevoerd. Op die dag zal de straf worden uitgevoerd, zullen zij worden weggevoerd en zal mijn woede en bestraffing op hen rusten,’ zegt de Heer der geesten.
‘U machtigen en koningen die op aarde wonen, u zult mijn Uitgekozene zien, zittend op Zijn majestueuze troon. Hij zal Azazel oordelen, al zijn metgezellen en hele leger uit Naam van de Heer der
geesten.’
Hoofdstuk 56.
-De laatste strijd na het 1000 jarig rijk-
Ik zag dat engelenlegers zich op de strafplaats bevonden, vastgehouden door een netwerk van ijzer en brons.
Ik vroeg de engel van vrede die bij mij was: ‘Waarheen gaan zij die aan de kettingen vastzitten?’
Hij zei tegen mij: ‘Naar degenen die zij liefhebben en uitgekozen hebben, daar komen zij bij de bronnen en diepten van de afgrond.
De afgrond zal gevuld worden met degenen die zij uitgekozen en liefgehad hebben. Zo zal hun leven een einde vinden en zullen de dagen van hun dwaling ontelbaar zijn.
In die dagen zullen de engelen terugkeren en samenspannen. Zij mengen zichzelf tussen de Meden en Perzen. Hun koningen zullen zij opjutten zodat een onrustige geest hen zal voortdrijven. Zij zullen van hun troon opstaan en als leeuwen komend uit hun schuilplaats voortjagen, als hongerige wolven tussen de kudde.
Dan zullen zij opkomen en het land van de uitgekozenen onder de voet lopen. Het land van de uitgekozenen als een dorsvloer en snelweg zal voor hen liggen.32
De stad van de rechtvaardigen zal echter een blokkade voor hun paarden vormen. Dan zullen zij beginnen met elkaar te bevechten, zij maken een vuist tegen elkaar. Vader, moeder, zoon, broer of vriend, niemand zal elkaar ontzien, het aantal omgekomenen zal ontelbaar zijn.
Dit alles zal niet voor niets plaatsvinden. In die dagen zullen de poorten van de hel worden geopend, hierin zullen zij geworpen worden. De hel zal de zondaars opslokken en ten aanschouwen van de uitgekozenen vernietigen.
Hoofdstuk 57.
Hierna zag ik nog een leger van strijdwagens met mannen die ze aanspoorden.
Zij kwamen zo snel als de wind uit het oosten, westen en zuiden. Het geluid van hun strijdwagens was duidelijk hoorbaar. Het tumult werd door de heiligen in de hemel gadegeslagen. Het fundament van de aarde schudde op haar grondvesten. Het geluid van alle geweld was tegelijk hoorbaar van de uiteinden der aarde tot de uiteinden van de hemel.
Daarop vielen zij allen ter aarde en aanbaden de Heer der geesten. Zo eindigt de tweede gelijkenis.
Hoofdstuk 58.
-De rechtvaardigen zullen eeuwig in het licht van de Heer wonen.-
Hier volgt de derde gelijkenis die de heiligen en uitgekozenen betreft.
Gezegend bent u heiligen en uitgekozenen, want heerlijk is uw bestemming.
De rechtvaardigen zullen in het licht van de zon verkeren en de uitgekozenen in het licht van eeuwig leven.33 De dagen van hun leven zullen nooit eindigen, ook kunnen de dagen van de heiligen niet geteld worden.
Zij die het licht zoeken en verlangen naar de rechtvaardigheid van de Heer der geesten. De rechtvaardigen zullen vrede kennen uit Naam van de Eeuwige Heer.
Daarna zullen de heiligen opgeroepen worden om de geheimen van rechtvaardigheid en de erfenis van hun geloof in de hemel te zoeken, want op aarde is het zo licht als de zon geworden terwijl de duisternis verdwenen is.
Het zal altijd licht zijn en de tijd zal onbeperkt zijn, duisternis zal eerst vernietigd worden en het licht zal in aanwezigheid van de Heer der geesten toenemen. Het licht van oprechtheid zal voor de Heer der geesten toenemen, voor altijd en eeuwig.
Hoofdstuk 59.
-De geheimen van de bliksem en de donder-
In die dagen zag ik met eigen ogen de geheimen van de bliksems en de lichten en het oordeel dat zij zullen voltrekken. Hun licht kan een zegen en een vloek betekenen, naar gelang de Heer der geesten het wil.
Ik zag ook de geheimen van de donder, hoe het rommelt in de lucht, wanneer haar geluid hoorbaar is. Ik zag hoe de woningen op aarde gebruikt werden. Gezellig en gezegend of vervloekt, afhankelijk van het Woord van de Heer der geesten.
Hierna werden alle geheimen van de lichten en de bliksems aan mij uitgelegd, zij schijnen om bij te lichten en om vruchtbaarheid te brengen.
Hoofdstuk 60.
-De Heilige op de troon, een bevende aarde op de dag van straf, derde gelijkenis-
In het vijfhonderdste jaar, tijdens de zevende maand, op de veertiende dag van die maand, gerekend vanaf de geboorte van Henoch, zag ik in een gelijkenis hoe de aarde beefde. Zij beefde hevig. De krachten van de Allerhoogste en de ontelbare engelen schrokken er hevig van.
Hij die Altijd is zat op Zijn troon van heerlijkheid en de engelen stonden, samen met de heiligen rondom Hem.
Ik begon hevig te trillen en werd doodsbang. Ik kreeg knikkende knieën en viel voorover op mijn gezicht.
Michaël zond een van de heilige engelen naar mij toe die mij op deed staan. Toen hij dat deed keerde mijn geest in mij terug, ik was niet in staat gebleken om de aanblik van dit leger te bevatten, evenals de opschudding en het beven van de hemel.
Toen zei Michaël tegen mij: ‘Waarom bent u zo verontrust over dit visioen? Zijn genade heeft tot op deze dag geduurd, Hij is genadig en geduldig geweest met degenen die op aarde wonen.
Nu zal de dag, de kracht, de straf en het oordeel aanbreken over hen die de rechtvaardige wet van de Heer der geesten niet houden. Voor hen die het rechtvaardige oordeel afwijzen en Zijn Naam ijdel gebruiken zal de dag komen. Voor de uitgekozenen als een verbond, maar voor de zondaars als een ketterjacht.
-Leviathan en Behemoth, uitgezet om het oordeel effectief tedoen zijn-
Op die dag worden twee monsters uitgezet. Een vrouwelijk dat Leviathan genoemd wordt die zal leven in de diepten van de oceaan vlak bij de oorsprongen van het water.
En een mannelijk die Behemoth genoemd wordt. Hij zal zich op zijn borst voortbewegen en de woestijn bewonen die Duidain heet, ten oosten van de tuin waar de rechtvaardigen zullen wonen. Daar is ook mijn opa in de hemel opgenomen, de zevende vanaf Adam, de eerste mens die de Heer der geesten geschapen heeft.
Hierna vroeg ik een andere engel of hij mij kon uitleggen wat de kracht was die deze monsters ontvangen hadden.
Ook (wilde ik weten) hoe zij van elkaar gescheiden werden op dezelfde dag, een naar de diepzee en de ander naar de droge woestijn.
Hij zei tegen mij: ‘U bent erop gericht om geheimen te begrijpen.’
De engel van vrede die bij mij was zei: ‘Deze twee monsters zijn door de kracht van God klaargemaakt om tot voedsel te dienen, dan zal het oordeel van God niet voor niets zijn. Dan zullen kinderen samen met hun moeders vermoord worden en zonen met hun vaders. Als de straf van de Heer der geesten zich voltrekt, zal het zich over hen voltrekken, dan zal het oordeel van de Heer der geesten niet voor niets zijn. Hierna zal het oordeel, samen met genade en geduld bestaan.’
-De geestelijke kant van de aardse elementen-
Een andere engel die er ook bij was nam mij mee en toonde mij het begin en het einde van de hoge hemel en de diepte van de aarde beneden. De uithoeken van de hemel en haar fundament. De oorsprong van de winden en hoe zij zich verspreiden, hoe hun evenwicht is en hoe de oorspong en kracht van de wind op elkaar afgestemd en afgemeten wordt. Ook de kracht van het licht van de maan, afhankelijk van wat op dat moment past, de verdeling van de sterren, afhankelijk van hun naam en afstemming ten opzichte van elkaar.
Er is een verschil wanneer de bliksem flitst. Zij gehoorzaamt direct en daarna bestaat er een pauze tussen de tijd van bliksem en het geluid van de donder. Toch zijn de bliksem en donder niet los van elkaar te zien, ook al bewegen ze niet op dezelfde golflengte in de geest (lucht), toch zijn ze onafscheidelijk.
Als de bliksem flitst klinkt de donder ook. De lucht zorgt voor de pauze tot je het geluid hoort, zij zorgt voor een eerlijke verdeling. Het uitgangspunt van de duur (tussen bliksem en donder) is vergelijkbaar met het zand. Elke keer wordt het (geluid) ingehouden als met een teugel en weerhouden door de kracht van de geest (lucht), zo beweegt zij zich voort in overeenstemming met de atmosfeer op aarde.
De geest (dichtheid) van de zee is eveneens krachtig en sterk. Een sterke kracht zorgt er voor dat zij met een teugel wordt ingehouden (bij eb). Dan wordt zij weer vooruit-gedreven en spat zij tegen de rotsen van de aarde uiteen.
De geest (wind) van de vorst heeft haar eigen engel, de geest van de hagel heeft een goede engel.
De geest (wind) van de sneeuw houdt haar kracht in. Daarbinnen bevindt zich een bijzondere geest (wind) die uit haar verdampt en vorst genoemd wordt.
De geest (wind) van de mist komt van de uiteinden van de hemel. Zij trekt op van de plaats waar de regen vandaan komt. Zowel overdag als ’s nachts en zowel in de zomer als in de winter is zij te zien.
De (regen)wolk en de wolk van mist verbinden zich met elkaar, de een vult de ander aan. Als de geest (wind) van de regen uit haar verblijfplaats vertrekt komen er engelen die haar deuren openen, waarna zij vertrekt.
Als zij zich hierna over de aarde verspreidt, verenigt zij zich met al het andere water op aarde. Het water dat op de grond valt blijft liggen, omdat het water op de grond de aarde moet voeden zoals de Allerhoogste in de hemel dat bepaald heeft.
Daarom wordt de hoeveelheid regen die valt vastgesteld, de engelen hebben daar het bevel over. Al deze zaken die over de tuin van de rechtvaardigen gaan heb ik gezien.
Hoofdstuk 61.
-De meetlinten en balans van de rechtvaardigen-
Ik zag hoe in die dagen lange touwen aan engelen gegeven werden. Zij vlogen met hun vleugels richting het noorden.
Toen vroeg ik de engel en sprak: ‘Waarom hebben deze engelen die touwen meegenomen?’ Hij antwoordde en sprak: ‘Dat hebben zij gedaan om te meten.’
De engel die met mij meegegaan was zei tegen mij: ‘Zij zullen de rechtvaardigen opmeten. De touwen meten de mate van rechtvaardigheid, de mate van hun vertrouwen in de Heer der geesten voor eeuwig en altijd.
Dan zullen de uitgekozenen met de (andere) uitgekozenen samenwonen. Naar de mate van het geloof dat zij getoond hebben en de kracht van hun rechtvaardige woorden.
Deze meetlinten zullen de geheimen van de diepten op aarde blootleggen, van degenen die in de woestijn gestorven zijn, van hen die door beesten verslonden zijn en van hen die door zeevissen verslonden zijn. Zij zullen terugkeren en op de Uitgekozene vertrouwen, dan zal niemand in aanwezigheid van de Heer der geesten vergaan, het zal onmogelijk zijn.
-Iedereen zal de Heer uitbundig prijzen-
Hierop ontving iedereen die zich in de hemel bevond een opdracht. Iedereen aan wie dezelfde kracht, stem en uitstraling als van vuur gegeven was.
En het eerste wat zij deden was het zegenen van de Ene, zij verheerlijkten Hem, met hun wijsheid eerden zij Hem en door hun levensadem spraken zij wijze woorden.
De Heer der geesten plaatste daarop de Uitgekozene op de troon van heerlijkheid. Dan zal Hij de daden van de heiligen in de hemel oordelen. In de balans zal gewogen worden wat zij gedaan hebben.34 9. Als Hij Zijn hoofd zal oprichten om hun geheime wegen te oordelen, op gezag van de Heer der geesten, en hoe ver zij gevorderd waren op de weg van het rechtvaardige oordeel van de Allerhoogste God. Dan zullen zij eenparig spreken.
Zij zullen de Naam van de Heer der geesten eren, aanbidden, verheerlijken en prijzen.
Iedere macht in de hemel zal Hij roepen, alle heiligen daarboven en de kracht van God, de Cherubim, Serafim en de Ofanim (wielen), alle engelen met macht en alle engelen van de Heren, namelijk (die) van de Uitgekozene en van de Machtige ie over het water zweefde op de (eerste) dag.
Zij zullen gezamenlijk hun stem verheffen, eren, verheerlijken, prijzen en loven samen met de Geest van vertrouwen, de Geest van wijsheid en geduld, de Geest van genade, de Geest van oordeel en vrede en de Geest van goedheid. Dan roepen zij eenparig uit: ‘Gezegend is Hij en de Naam van de Heer der geesten zal voor eeuwig en altijd gezegend zijn.’ Iedereen die niet slaapt zal in de hoge hemel eer betonen.
Alle heiligen in de hemel zullen eer betonen, alle uitgekozenen die wonen in de tuin van het leven, alle verlichte geesten die in staat zijn om Uw heilige Naam te zegenen, eren, verheerlijken en prijzen. Ieder sterfelijk mens zal Uw Naam uitbundig eren en zegenen, voor altijd en eeuwig.
Want de genade van de Heer der geesten is groot, geduldig is Hij. Alles wat Hij gemaakt heeft, al Zijn kracht. Groots is wat Hij gedaan heeft, ja alles wat Hij aan de heiligen en uitgekozenen geopenbaard heeft in de Naam van de Heer der geesten.
Hoofdstuk 62.
-De vrouw die een zoon baart, de scheiding tussenrechtvaardigen en onrechtvaardigen-
Toen gaf de Heer een opdracht aan de koningen, de machthebbers en de hooggeplaatsten en iedereen die op aarde leeft door te zeggen: ‘Open uw ogen en toon uw hoorn (kracht) als u in staat bent om de Uitgekozene te herkennen.’
De Heer der geesten liet Hem op de troon van heerlijkheid plaatsnemen. Hij werd met de Geest van rechtvaardigheid vervuld en met Zijn mond sloeg Hij alle zondaars. Alle boosdoeners zullen in Zijn aanwezigheid vernietigd worden.
In die dagen zullen alle koningen, machthebbers en hooggeplaatsten die over de aarde heersen opstaan. Zij zullen Hem die op de troon van heerlijkheid zit zien en herkennen. Dan zullen de heiligen rechtvaardig geoordeeld worden en geen leugen zal standhouden voor Hem.
Dan zullen weeën hen overvallen als van een vrouw die gaat baren. Zij lijdt hevig van de pijn. Als het kind de baarmoeder bijna uitkomt, lijdt zij vreselijke pijn.35 De een zal de ander aankijken en doodsangsten uitstaan, zij zullen met hun gezicht naar de grond staren en pijn zal hen overvallen, als zij de Mensenzoon op de troon der heerlijkheid zullen zien
zitten.36
Dan zullen alle koningen, machthebbers en de hooggeplaatsten die over de aarde heersen Hem Die de macht over alles heeft eren.
Hij die verborgen was, omdat de Mensenzoon vanaf het allereerste begin verborgen is gehouden, Hij is in de nabijheid van de Allerhoogste bewaard gebleven en aan de uitgekozenen geopenbaard.
De verzameling van heiligen zal uitgezaaid worden en alle uitgekozenen zullen op die dag voor Hem staan.
Dan zullen alle koningen, machthebbers en de hooggeplaatsten die over de aarde heersen op hun gezicht vallen en Hem aanbidden. Zij zullen op de Mensenzoon hopen en Hem smeken om Zijn hand genadig uit te strekken.
Dan zal de Heer der geesten zich haasten om hen uit Zijn nabijheid weg te voeren. Dan zal diepe schaamte van hun gezichten af te lezen zijn en de duisternis duidelijk op hun gezicht te zien zijn.
Dan draagt Hij hen over aan de engelen voor de strafvoltrekking. Op hen die de rechtvaardigen en uitgekozenen verdrukt hebben zal wraak genomen worden.
Het zal zich allemaal voor de ogen van de rechtvaardigen en uitgekozenen voltrekken. Zij zullen zich verheugen over wat met hen gebeurt, want de woede van de Heer der geesten is over hen afgeroepen. Zijn zwaard is dronken geworden van hun bloed.37
De rechtvaardigen en uitgekozenen zullen op die dag veilig zijn. Hierna zullen zij het gezicht van de boosdoeners en onrechtvaardigen nooit meer zien.
De Heer der geesten zal over hen waken. Zij zullen eten, opstaan en zich te ruste leggen met de Mensenzoon voor eeuwig en altijd.
De rechtvaardigen en uitgekozenen zullen uit de aarde verrijzen en niet langer bedrukt zijn.38 Zij zullen met stralende kleding bekleed worden.
Dit is de kleding van het leven die komt van de Heer der geesten, zij zal niet verslijten, ook zal de schoonheid niet afnemen in aanwezigheid van de Heer der geesten.
Hoofdstuk 63.
-Verzoek om clementie van de aardse machthebbers afgewezen.-
In die dagen zullen de koningen die de aarde overheersten een verzoek doen en, via de engelen van de strafvervolging aan wie zij uitgeleverd zijn, Hem dit bescheiden verzoek doen.
Dat zij in de gelegenheid worden gesteld om neer te buigen en de Heer der geesten te mogen aanbidden. Dat zij hun zonden aan Hem mogen belijden en de Heer der geesten mogen zegenen door te zeggen: ‘Gezegend is de Heer der geesten, de Heer van de koningen, de Heer van de machthebbers, de Heer van de rijken, de Heer van de heerlijkheid en de Heer van de wijsheid.
Alles wat verborgen is zal Hij openbaren. Uw macht is over alle generaties en Uw majesteit voor eeuwig en altijd. Uw geheimen zijn diep en ontelbaar en Uw rechtvaardigheid is onmetelijk.
Nu hebben wij geleerd dat wij de Heer der koningen en Hem die Koning der koningen is moeten eren en zegenen.’
Dan zullen zij zeggen: ‘Is het nog mogelijk dat wij rust zullen vinden om te eren, dank te brengen en ons geloof te belijden voor Zijne Heerlijkheid?
Nu zoeken wij maar een beetje rust, maar vinden het niet. Wij doen hard ons best, maar krijgen niets. Wij zien geen licht meer en duisternis is onze eeuwige woonplaats.
Want wij hebben niet in Hem geloofd, en ook de Naam van de Heer der koningen hebben wij niet verheerlijkt, om al Zijn werken hebben wij de Heer niet verheerlijkt. Maar wij hebben op ons eigen koninkrijk vertrouwd en op onze eigen luister.
Dus zal Hij, op de dag van onze pijn en moeite, ons niet redden en zullen wij geen rust vinden. Nu belijden wij dat de Heer waarachtig is in al Zijn werken, in Zijn oordelen en Zijn rechtschapenheid.
Bij het vellen van Zijn oordeel is Hij zonder aanzien des persoons, dus moeten wij op basis van wat wij gedaan hebben uit Zijn gezichtsveld verdwijnen. Onze zonden zijn werkelijk niet te tellen.’
Dan zullen zij bij zichzelf zeggen: ‘Onze zielen zitten vol met misdadige gewoonten, dus dat helpt ons niet en voorkomt niet dat wij in de vlammende schoot van de hel afdalen.’
Hierna zullen hun gezichten vol van duisternis en schaamte tegenover de Mensenzoon zijn. Zij zullen uit Zijn aanwezigheid verwijderd worden en het zwaard zal tussen hen en Hem in staan.
Dit zegt de Heer der geesten: ‘Dit is het bevel en het oordeel over de machthebbers, koningen, hooggeplaatsten en degenen die zich de wereld in
aanwezigheid van de Heer der geesten toe-eigenen.’
Hoofdstuk 64.
Ik zag nog andere gestalten op die plek. Ik hoorde een stem van een engel die sprak: ‘Dit zijn de engelen die op aarde afgedaald zijn en geheimen aan de mensenkinderen verteld hebben. Zij hebben de mensen verleid om te zondigen.’
Hoofdstuk 65.
-De meteoriet ten tijde van Noach-
In die dagen zag Noach dat de wereld afgleed en haar vernietiging naderde.
Toen stond hij op en liep naar het uiteinde van de aarde waar zijn overgrootvader Henoch woonde.
Noach sprak drie keer met een verbitterde stem: ‘Luister naar mij, luister naar mij, luister naar mij!’
Toen zei ik tegen hem: ‘Vertel mij wat op aarde gebeurt, waarom spant zij zich zo in en trilt zij zo hevig. Misschien zal ik wel met haar vergaan?’ Hierna was er een hevige beroering op aarde, een geluid klonk uit de hemel en ik viel voorover op mijn gezicht. Henoch mijn overgrootvader kwam naar mij toe en ging naast mij staan, hij zei tegen mij: ‘Waarom heeft u zo bitter gehuild en bij mij geklaagd?
De Heer heeft de opdracht uitgevaardigd om degenen die op aarde wonen te vernietigen. Want zij hebben al de geheimen van de engelen geleerd en iedere weerspannige en geheime kracht van de duivels. Ook de krachten van tovenarij en over de hele wereld weet men nu hoe gesmolten beelden gemaakt kunnen worden.
Hoe zilver uit het stof der aarde wordt gewonnen en hoe metaal op aarde vloeibaar wordt.
Want lood en tin worden niet zoals zilver uit de aarde gewonnen, maar zij komen vooral uit bronnen.
Hierover is een engel gesteld en deze engel verzet zich met huid en haar.’
-Het oordeel van JHVH over Noachs generatie, Noach krijgt eenheilig nageslacht-
Hierna nam mijn overgrootvader Henoch mij bij de hand, deed mij opstaan en hij zei tegen mij:
‘Ga, want ik heb de Heer der geesten gevraagd wat de verstoring van de aarde veroorzaakt heeft. Hij zei: ‘Vanwege het onrecht dat zij gedaan hebben zijn ontelbaar veel oordelen over hen afgeroepen bij mij. Door de maan te bestuderen hebben zij tovenarij bedreven en uitgevonden dat de aarde met iedereen die erop wandelt zal vergaan.’
Daarom zullen zij in eeuwigheid geen plaats vinden voor berouw. Omdat zij deze geheimen ontdekt hebben zullen zij voor eeuwig verdoemd zijn. Maar wat jou betreft mijn zoon. De Heer der geesten weet dat je goed en zuiver bent wat betreft het ontdekken van deze geheimen.
Jouw naam heeft de Heilige onder de rechtvaardigen gevestigd, Hij zal je bewaren tussen degenen die op aarde wonen. Je nageslacht zal Hij op aarde vestigen als koningen met grote eer. Uit jouw nageslacht zal de bron van ontelbare rechtvaardigen en heiligen voor eeuwig oprijzen.’
Hoofdstuk 66.
Hierna liet hij mij de engelen van strafvervolging zien. Zij stonden klaar om de krachten die de wateren onder de aarde tegenhielden los te laten, teneinde het oordeel en de vernietiging over allen die op aarde wonen te vellen.
De Heer der geesten gaf de opdracht aan de engelen die klaarstonden om de wateren nog niet te laten stijgen maar nog even tegen te houden, want deze engelen waren over het beheer van dit water aangesteld. Hierna ging ik bij Henoch weg.
Hoofdstuk 67.
In die dagen kwam het Woord van God naar mij (Noach) toe en zij:
‘Mij is hier in de hemel duidelijk gebleken wat uw deel is, u heeft geen deel aan misdaad, maar wel deel aan liefde en oprechtheid. Daarom zullen de engelen met de bomen aan het werk gaan, het werk dat zij uitvoeren zal ik beveiligen. Het levenszaad zal eruit voortkomen en een verandering zal intreden zodat de aarde niet geheel zonder inwoners zal zijn.
Uw nageslacht, en dat van degenen die bij u op aarde wonen zal ik voor eeuwig en altijd voor mijn aangezicht bevestigen. Zij zullen niet zonder vrucht zijn maar door de Naam van de Heer gezegend en talrijk worden.’
-Noach profeteert dat de lava ook de machthebbers aan het einde zal opnemen-
Hij39 zal de engelen die onheilig gehandeld hebben opsluiten in de gloeiend hete afgrond die mijn overgrootvader Henoch mij getoond heeft in het westen waar de bergen van goud, zilver, ijzer, kwik en tin zijn.
Het dal dat ik hevig zag beven en waar het water in beroering was.
Toen ik al dat gesmolten metaal en beven voor mijn ogen zag gebeuren, rook ik een zwavelachtige geur die zich met het water mengde. Hierin verbrandden de engelen die de mensheid verleid hadden, onder deze grond.
Door de vallei stroomde lava, waarin de engelen die de bewoners op aarde verleid hebben gestraft zullen worden.
Deze waterstromen zullen in die dagen ook gebruikt worden voor de koningen, machthebbers en hooggeplaatsten en de inwoners van de aarde. Zij zullen de ziel en het lichaam genezen en de geest straffen. Hun geesten zullen feesten wanneer hun lichamen gestraft worden omdat zij de Naam van de Heer der geesten verloochend hebben, want hoewel zij hun veroordeling dag aan dag beseft hebben, hebben zij toch niet in Zijn Naam geloofd.
En terwijl hun lichamen zwaar verbranden, zal ook hun geest een dergelijke verandering ondergaan die eeuwig is,
want niemand zal ijdele woorden in aanwezigheid van de Heer der geesten uiten.
Het oordeel is over hen geveld omdat zij op hun lichamelijke lusten vertrouwd hebben en de Geest van de Heer afgewezen hebben.
In die dagen zal het water in die vallei veranderen. Als de engelen veroordeeld worden, dan zullen de hete bronnen een verandering ondergaan. Als de engelen uit het water van deze bronnen opstijgen zal het water in ijs veranderen. Daarop hoorde ik Michaël spreken en hij zei: ‘Dit oordeel waarmee de engelen veroordeeld zullen worden zal een getuigenis voor de koningen en machthebbers die de aarde in bezit genomen hebben zijn.
Het water van het oordeel zal namelijk tot genezing zijn en voor het afsterven van hun lichamen. Maar zij zullen niet beseffen en geloven dat dit water zal veranderen en een vuur dat voor eeuwig brand zal worden.
Hoofdstuk 68.
-Het eeuwige oordeel over de gevallen engelen uit de voortijd-
Hierna gaf mijn overgrootvader Henoch de geheime lessen uit het boek van gelijkenissen dat aan hem toevertrouwd was en schreef ze voor mij op in een gelijkenissenboek.
Op die dag antwoordde Michaël Rafaël en zei: ‘De kracht van de Geest doet mij hier vandaan haasten en dringt sterk aan. Het verschrikkelijke oordeel, het verborgen oordeel van de engelen. Wie kan standhouden in het vreselijke oordeel dat geveld is en alles doet wegsmelten?’
Michaël sprak opnieuw tegen Rafaël en zei: ‘Wiens hart wordt hierdoor niet week en wie staat niet te trillen op zijn benen over dit gebeuren?
Het oordeel is voltrokken door degenen die hen weggevoerd hebben toen zij uit de nabijheid van de Heer der geesten werden verwijderd.’ Hierop zij Rakaël tegen Rafaël: ‘De Heer zal hen niet meer zien omdat zij de Heer der geesten beledigd hebben. Zij hebben zich alsof zij de Heer waren gedragen.
Daarom zal alles wat verborgen is geweest als een oordeel over hen komen. Geen andere engel of mens zal hier deel aan hebben, zij zullen hun eigen oordeel voor eeuwig en altijd ondergaan.
Hoofdstuk 69.
Nadat het oordeel is voltrokken zullen zij doodsbang zijn en beven omdat dit alles aan de inwoners van de aarde openbaar is gemaakt.
Luister naar de namen van deze engelen. Dit zijn de namen: De eerste is Semjaza, de tweede Arstikafa, de derde Armen, de vierde Kokablel, de vijfde Turael, de zesde Rameël, de zevende Danel, de achtste Kael, de negende Barekwijal, de tiende Azazel, de elfde Armaros, de twaalfde Baterel, de dertiende Basasael, de veertiende Ananel, de vijftiende Turel, de zestiende Samzepeël de zeventiende Saterel, de achttiende Jomjael, de negentiende Tamlel, de twintigste Ramlel, de eenentwintigste Azazyel.
Nu volgen de leiders van deze engelen met hun namen, het zijn leiders over honderd, vijftig en tien (engelen).
De eerste heet Jekun (rebel), hij verleidde alle heilige engelen en zorgde ervoor dat zij op aarde afdaalden en door de mensendochters verleid werden.
De tweede heet Kesabel, hij gaf de heilige engelen (zonen) van God slechte raad en zorgde ervoor dat zij hun lichaam vervuilden door omgang met de mensendochters.
De derde heet Gadrel, hij leerde elke vorm van doodslag aan de mensen. Hij verleidde Eva en toonde aan de mensen met welke wapens zij elkaar konden doden. De wapenrok, het schild en het zwaard om af te slachten, alle dodelijke wapens voor de mensenkinderen.
Vanwege hem is dit alles verspreid over degenen die op aarde wonen, vanaf die dag duurt het nog altijd voort.
De vierde heet Penemue, hij leerde de mensenkinderen wat bitter en zoet is, en het geheim van de wijsheid die zij bezitten.
Hij leerde hen schrijven en het gebruik van inkt en papier. Hierdoor hebben tot op de dag van vandaag, ja voortdurend, velen gezondigd.
Mensen zijn hiervoor namelijk niet gemaakt, om hun geloof met behulp van pen en inkt te belijden. Mensen zijn namelijk precies als de engelen gemaakt, met de bedoeling dat zij voortdurend zuiver en rechtvaardig zouden zijn. Dan zou de dood, die alles vernietigd, geen macht over hen kunnen hebben, maar nu vergaan zij vanwege deze kennis, door de kracht die deze in zich draagt worden zij verteerd.
De vijfde heet Kasdeja, hij leerde de mensenkinderen hoe zij door middel van (boze) geesten en demonen slagen kunnen toebrengen. Hoe zij abortus kunnen plegen zodat de vrucht vergaat, het vergaan van de geest door de beet van een slang en de steek die ’s middags wordt gegeven door het nageslacht van de slang die Tabaet heet.
Hierna volgt Kasbel, (hij leerde) het voornaamste deel van de eed die de Allerhoogste aan de heiligen geleerd heeft toen hij nog boven in de hoge hemel was.
Hij heet Bika en heeft Michaël gevraagd om hen de verborgen naam te tonen, zodat zij deze geheime naam zouden begrijpen.
Dan zouden zij de eed kunnen onthouden en zouden zij die de geheimen aan de mensenkinderen leren uit angst beven wanneer zij deze naam uitspraken. Dit is een krachtige eed, hij is zeer krachtig. Hij vestigde deze eed van Akae met de middelen van de heilige Michaël.
Dit zijn de geheimen van de eed, de eed die sterk maakt, waardoor de hemel voor eeuwig werd gevestigd, voordat de aarde werd geschapen. Hierdoor werd de aarde op het water gefundeerd. Vanuit haar verborgen oorsprong in de heuvels stroomt het bruisende water, vanaf de schepping tot aan het einde van de wereld.
Door deze eed is de zee gemaakt en haar fundament, is het zand als grens gesteld voor haar bulderen dat zonder ophouden doorgaat, vanaf de schepping tot aan het einde van de wereld.
Door deze eed zijn de diepten vastgesteld. Zij blijven bestaan en wijken voor eeuwig en altijd niet van hun plaats.
Door dezelfde eed doorlopen de zon en de maan hun baan en noemt Hij hen bij naam. Zij bevestigen Zijn opdracht, voor altijd en eeuwig.
Door de eed doorlopen ook de sterren hun baan. Hij noemt hen bij naam en zij beantwoorden Hem, voor altijd en eeuwig.
Hetzelfde geldt voor de wind- en waterstromen, de vier windrichtingen en hoe hun gang bepaald wordt.
Daar worden ook de donder en de schitterende bliksem bewaard, de schatten van hagel en vorst, sneeuw, regen en dauw.
Zij allen vertrouwen danken en prijzen met al hun kracht de Heer der geesten. Hij bevestigd hun dankzegging als zij de Heer der geesten voor eeuwig en altijd danken, eren en verheerlijken.
Door hen bekrachtigt Hij Zijn eed, doordat hun wegen standvastig zijn en hun gang onophoudelijk is.
Zij waren allemaal erg blij en zij zegenden, eerden en verheerlijkten de Naam van de Mensenzoon die aan hen geopenbaard was.
Hij zat op Zijn troon van heerlijkheid en het eindoordeel werd aan Hem toevertrouwd, de
Mensenzoon. Hij zorgde ervoor dat de zondaars van de aarde verwijderd en verdelgd werden en zij die de wereld verleid hebben zullen voor altijd en eeuwig met kettingen gebonden zijn.
Naar de mate van hun verval zullen zij opgesloten worden en al hun werken zullen van de aarde weggevaagd worden.
Vanaf dat moment zal niets meer in verval raken, als de Mensenzoon geopenbaard is en zitting op de troon van Zijn heerlijkheid genomen heeft. Dan zal al het slechte voorbij gaan en uit Zijn ogen verdwijnen. Het woord van de Mensenzoon zal krachtig zijn in aanwezigheid van de Heer der geesten.’ Dit is de derde gelijkenis van Henoch.
Hoofdstuk 70.
-Henoch uit de hemel weggeleid-
Hierna werd de Naam van de Mensenzoon, die samen met de Heer der geesten leeft, verheerlijkt door de inwoners van de aarde.
Hij werd opgetild door de strijdwagens van de Geest onder het herhaald uitroepen van Zijn Naam.40 Vanaf dat moment was ik niet langer onder hen, maar werd ik tussen twee winden in geplaatst, die van het noorden en het westen. Hier ontvingen de engelen het koord dat de plaats van de uitgekozenen en rechtvaardigen moest meten.
Daar zag ik de aartsvaders en de rechtvaardigen die vanaf het begin op die plaats wonen.
Hoofdstuk 71.
-Bij de Mensenzoon is redding en lengte van dagen-
Hierna werd mijn geest opgeborgen en in de hemelen opgenomen. Daar zag ik de heilige engelen (zonen) van God. Zij liepen over vlammend vuur, hun kleding was wit en hun gezicht was helder als kristal.
Ik zag twee rivieren gevuld met vuur die er als hyacint uitzagen. Hier viel ik voorover op mijn gezicht
voor de Heer der geesten.
Een van de aartsengelen Michaël nam mij bij mijn rechterhand, deed mij opstaan, en leidde mij naar de plaats van alle geheimen over genade en rechtvaardigheid.
Hij toonde mij alle geheimen van de uiteinden van de hemel, alle plaatsen van de sterren en hun stralingskracht wanneer zij ten aanschouwen van de heiligen vertrekken.
Daar werd mijn geest bewaard in de hemel der hemelen. Ik zag dat daar een gebouw opgericht werd uit (ijs)kristallen. In de voegen tussen de stenen waren vuurvlammen te zien.
In de geest zag ik een omtuining van vuur geheel rondom het huis. Aan haar vier kanten waren hevige vuurstromen die het huis omheinden. Rondom (het huis) stonden Seraphim, Cherubim en Ophanim. Zij die nooit slapen en de troon van Zijn heerlijkheid beschermen.
Ik zag ontelbare engelen, duizenden maal duizenden en tienduizenden maal tienduizenden die het huis omringden.
Michaël, Rafaël, Gabriël, Fanuël en de heilige engelen uit de hoge hemel gingen het huis in en uit.
Hij die Altijd is was bij hen, Zijn hoofd zag wit als zuivere wol. Zijn kleding was onbeschrijfelijk.
Toen viel ik voorover op mijn gezicht en mijn hele lichaam ontspande zich, mijn geest veranderde. Met een luide stem en een krachtige geest riep ik zegeningen, verheerlijkingen en lofprijzingen uit naar Hem.
Deze eerbewijzen die ik uitsprak werden door Hem die Altijd is gewaardeerd.
Hij die Altijd is kwam dus samen met Michaël, Gabriël, Rafaël, Fanuël en duizenden maal duizenden, ontelbaar maal ontelbaar veel engelen.
(Hierna volgt een verloren passage over de Mensenzoon die beschreven wordt naast Hij die Altijd is. Henoch vraagt hier een van de engelen wie de Mensenzoon is).
Toen kwam een engel naar mij toe die mij luid begroette en sprak: ‘Dit is de Mensenzoon de geboren Rechtvaardige. Rechtvaardigheid is altijd Zijn deel en de rechtvaardigheid van Hem die Altijd is verlaat Hem niet.’
Hij vervolgde: ‘Uit naam van de komende wereld wenst Hij u vrede. Sinds de schepping van de wereld komt vrede van daaruit op. Zo zal het voor eeuwig en altijd voor u zijn.
Iedereen zal in Zijn voetsporen wandelen, want rechtvaardigheid wijkt niet van Zijn zijde. Bij Hem zullen zij wonen en hun erfdeel is met Hem. Nooit in eeuwigheid zullen zij van Hem gescheiden zijn. Bij de
Mensenzoon is dus lengte van dagen. De rechtvaardigen zullen voor altijd vrede en een oprechte wandel kennen in de Naam van de Heer der geesten.’
Hoofdstuk 72.
-Hemelse ordening van de hemellichamen, winden, seizoenenen tijden en de geestelijke leiders-
Het boek van de omloop van de hemellichamen. Hoe ze met elkaar in verband staan en afhankelijk zijn van hun positie, kracht, seizoenen, namen, startpunten en verschillende maanden. Uriël, de heilige engel die bij mij was, heeft het aan mij uitgelegd, hij is hun gids. Hij toonde ze allemaal aan mij, over alle jaren dat de wereld zal bestaan tot aan de eeuwigheid, als de nieuwe schepping afgerond is. Deze zal eeuwig blijven. ‘Nu volgt de eerste wetmatigheid van de hemellichamen. De zon bereikt de hemelpoorten in het oosten en gaat onder door de westelijke hemelpoorten.
Ik zag zes poorten waardoor de zon opkomt en zes poorten waardoor zij ondergaat. Ook de maan komt op en gaat onder door deze poorten, evenals de belangrijkste sterren met hun gevolg, zes in het oosten en zes in het westen die elkaar opvolgen.
Zij volgen elkaar nauwkeurig op. Ik zag ook ontelbaar veel ramen aan de linker en rechterkant van deze poorten. Als eerste komt het grote hemellichaam, de zon op. Haar bol is als de hemelbol en zij is geheel gevuld met helbrandend gloeiend heet vuur.
De wind blaast de strijdwagen die haar omhoog trekt voort. De zon daalt hierna weer af langs de hemel via het noorden teneinde in het oosten aan te komen, zij wordt zo geleid dat zij precies in de juiste poort aankomt en de aanblik van de hemel verlicht.
In de eerste maand komt zij op door de grote poort, dat is de vierde van de zes poorten.
In de vierde poort, van waaruit de zon opkomt in de eerste maand, zijn twaalf ramen van waaruit een vlam komt als zij op de bestemde tijd geopend worden.
Als de zon in de hemel opkomt, gaat zij dertig ochtenden door die vierde poort aan de westkant van de hemel.
In die periode, tot aan de dertigste ochtend, worden de dagen steeds langer en de nachten korter.
Op die dag duurt overdag twee delen langer dan de nacht. Overdag duurt precies tien delen en ‘s nachts acht.
De zon komt dus op in de vierde poort en gaat ook onder in de vierde, waarna zij terugkeert naar de vijfde poort in het oosten. Dertig ochtenden komt zij dan op en gaat zij onder door deze vijfde poort.
Hierna wordt de dag verlengd met een tweede deel. Overdag bestaat dan uit elf delen terwijl de nacht verkort wordt en uit nog maar zeven delen bestaat.
Dan keert zij weer terug naar het oosten en gaat door de zesde poort. Eenendertig ochtenden komt zij op en gaat zij onder door de zesde poort op grond van de haar gegeven signalen.
Op die dag duurt de dag langer, dubbel zo lang, als de nacht. Overdag bestaat dan uit twaalf delen terwijl de nacht verkort wordt en uit zes delen bestaat.
Dan komt de zon op om de dag korter te maken en de nacht weer langer. De zon keert terug naar het oosten en gaat door de zesde poort waardoor zij dertig ochtenden op- en ondergaat.
Als dertig ochtenden voorbij zijn is de dag precies met een deel afgenomen.
De dag bestaat dan uit elf delen en de nacht uit zeven. De zon gaat verder door de zesde poort in het westen naar het oosten en komt hierna dertig ochtenden door de vijfde poort in het oosten op, om door de vijfde poort in het westen te verdwijnen.
Op die dag is de dag met twee delen afgenomen zodat tien delen overblijven en de nacht uit nog acht delen bestaat.
De zon komt op via de vijfde poort en gaat via de vijfde poort onder in het westen om hierna eenendertig dagen lang door de vierde poort geleid te worden en in het westen onder te gaan.
Op die dag is overdag weer net zo lang als ’s nachts geworden, ze zijn gelijk aan elkaar. De dag bestaat uit negen delen en de nacht evenzo.
De zon komt op uit haar poort en gaat onder in het westen, keert weer terug naar het oosten en passeert dertig ochtenden lang de derde poort en gaat door de derde poort in het westen onder.
Op die dag duurt de nacht langer dan de dag en beperkt zij haar dertig dagen lang. De nacht bestaat dan precies uit tien delen en de dag uit acht delen.
De zon komt door de derde poort op en gaat door de derde poort in het westen onder om weer terug te keren naar het oosten.
Dertig ochtenden lang komt zij door de tweede poort in het oosten op om weer door de tweede poort aan de westelijke hemel onder te gaan.
Op die dag bestaat de nacht uit elf delen en de dag uit zeven delen. Vanaf dat de zon door de tweede poort opkomt en door de tweede poort onder gaat in het westen keert zij weer terug naar het oosten om door de eerste poort tevoorschijn te komen.
Gedurende eenendertig ochtenden komt zij daar op om door de eerste poort aan de westelijke hemel weer onder te gaan. Op die dag duurt de nacht nog langer. Dubbel zo lang als de dag. De nacht duurt dan precies twaalf delen en de dag zes.
Zo voltooit de zon haar omloop vanaf haar oorsprong om hierna opnieuw haar omloop te beginnen. De volgende poort gaat zij dertig ochtenden door en zij gaat in het westen precies door de tegenoverliggende poort onder.
Dan is de nacht een negende deel in lengte verkort tot elf delen en duurt de dag zeven delen.
De zon komt weer terug bij de tweede poort in het oosten waar zij dertig dagen doorheen passeert.
Op de laatste dag is de nacht weer een negende deel verkort tot tien delen en de dag toegenomen tot acht delen.
Die dag komt de zon weer uit haar poort, gaat onder in het westen, keert terug naar het oosten en komt gedurende eenendertig ochtenden door de derde poort op om weer onder te gaan aan de westelijke hemel.
Op die dag duurt de nacht negen delen en de dag negen delen. De nacht is aan de dag gelijk en het jaar duurt op de dag af 364 dagen.
De lengte van de dag en de nacht en het verschil ertussen komt door het verloop van de zon tot stand. Zo zijn ze van elkaar te onderscheiden.
Daarom wordt haar gang per dag langer en per nacht korter. Dit is de wetmatigheid van het verloop van de zon. Om de dertig dagen keert zij om en gaat dan weer terug.
Dit is het grote eeuwigdurende hemellichaam, die Hij voor eeuwig en altijd de zon genoemd heeft, zo heeft de Heer het geboden.
Zoals zij opkomt, gaat zij ook onder, zonder in te houden of te rusten. Dag en nacht gaat zij door en haar licht is zeven maal helderder dan dat van de maan.
Maar hun omvang is gelijk.
Hoofdstuk 73.
Na deze wetmatigheid zag ik nog een wetmatigheid die het kleinere hemellichaam betrof, dat is de maan. Haar bol lijkt op de hemelbol en de strijdwagen die haar trekt wordt door de wind voortbewogen, haar wordt ook licht toegemeten.
Iedere maand komt zij anders op en gaat zij anders onder. Haar dagen zijn net als de dagen van de zon en als het volle maan is, is haar straling een zevende deel zo sterk als de zon.
Zo komt zij op: Haar eerste opgang in het oosten begint op de dertigste ochtend.
Op die dag wordt zij zichtbaar en kondigt het begin van de maand aan. Dertig dagen lang volgt het de zon door de poort waaruit ook de zon opkomt.
Voor de helft heeft zij een omvang die in zevenen gedeeld kan worden en haar hele bol is zonder licht, met uitzondering van één zevende deel van haar veertien lichtdelen.
Per dag neemt zij een zevende deel toe ofwel een half licht(deel). Het licht wordt in zevenen verdeeld in hele en halve delen.
Zij gaat samen met de zon onder en als de zon opkomt, komt de maan samen met haar op en ontvangt de helft van een lichtdeel. Aan het eind van de dag, als de morgen begint, bij aanvang van de maandag, gaat de maan samen met de zon onder en is die nacht niet zichtbaar in al haar veertien delen, de twee helften samen dus.
Op de dag (erna) is zij precies één zevende deel (zichtbaar), zij komt op en neemt langzaam aan afstand van de opkomende zon. De overige dagen neemt haar lichtkracht toe met (nog) dertien delen.
Hoofdstuk 74.
Ik zag nog een andere wetmatigheid over de loop van de maan (en de zon) en hoe zij volgens die wet hun maandelijkse baan doorlopen.
Dit alles toonde Uriël mij, die de leiding over hen allen heeft. Ook hun posities, die ik allemaal opschreef op volgorde zoals hij ze mij toonde.
Ik schreef de maanden op wanneer ze verschijnen en hun uitstraling totdat zij (de cyclus) voltooid is in vijftien dagen. In delen van zeven neemt haar licht toe in het oosten en in delen van zeven neemt zij weer af in het westen.
In sommige maanden verandert haar loop en in andere maanden loopt zij volgens haar eigen pad.
In twee maanden gaat de maan samen met de zon onder. Door de middelste poorten, de vierde en de vijfde.
Zeven dagen gaat dat zo door, dan keert zij om, is vol, en begint weer door de poort waar de zon opkomt. Na acht dagen komt zij dan door de zesde poort waar ook de zon uit opkomt. Als de zon uit de vierde poort opkomt, volgt zij haar zeven dagen, totdat zij uit de vijfde (poort) opkomt en in zeven dagen weer door de vierde poort terugkeert, dan is zij weer vol.
Zij trekt zich in acht dagen weer door de eerste poort terug.
Binnen zeven dagen keert zij weer terug door de vierde poort, waar dan ook de zon uit opkomt.
Zo heb ik haar posities gevolgd, volgens hun vastgestelde loop, tijdens de maanden waarin de zon opkomt en ondergaat.
Als vijf jaar voorbij zijn, heeft de zon een surplus van dertig dagen.
Per jaar zijn er 364 dagen gedurende die vijf jaar. De zon en de sterren hebben vijf dagen extra. Zes maal vijf jaar resulteert in dertig dagen.
De maan heeft dus 30 dagen minder (omloop) dan de zon en sterren. De zon doorloopt alle jaren precies dezelfde (cyclus). Zij gaan nooit sneller of langzamer langs hun baan, geen enkele dag, tot in eeuwigheid. Zij maken altijd het jaar vol in 364 dagen. Na drie jaar zijn er 1092 dagen, na 5 jaar 1820, na 8 jaar 2912 dagen.
De maan alleen doorloopt 1062 dagen in drie jaar, na vijf jaar loopt zij vijftig dagen achter, samen dus 1770 dagen. Na acht jaar voltooien de dagen van de maan 2832 dagen.
Na acht jaar loopt zij tachtig dagen achter, tachtig dagen vertraagd zij dus binnen acht jaar.
Daarmee wordt het jaar werkelijk afgerond, volgens de paden van de maan en de paden van de zon die door verschillende poorten opkomen. Zij gaan (hierdoor) iedere dertig dagen op en onder.
Hoofdstuk 75.
De leiders van de oversten over duizend zijn ook gesteld over de hele schepping en alle sterren. Zij zijn ook gesteld over de vier die toegevoegd worden en nooit van hun plaats komen, deze maken het getal van het jaar vol.
Zij vullen de vier dagen aan die niet aan het jaar toegerekend worden. Vanwege hen gaan mensen in de fout, omdat deze hemellichamen er werkelijk toe doen bij de omloop van de wereld. Een gaat door de eerste poort, een door de derde hemelpoort, een door de vierde, en een door de zesde poort. Het precieze jaar wordt vol gemaakt door (de optelling van) de opeenvolgende 364 dagen.
De tekenen en de seizoenen, de jaren en de dagen werden mij door de engel Uriël getoond. De engel die de Heer over alle hemellichamen heeft aangesteld. Het ging allemaal over de hemel en de aarde, de aanblik die zij aan de hemel bepalen en hun zichtbaarheid op aarde om dagen en nachten te kunnen onderscheiden. De zon, maan en sterren en alle dienende schepsels die hun weg langs de hemel gaan, getrokken door hun strijdwagens.
Uriël toonde mij ook twaalf poorten. Zij stonden open voor de omloop van de strijdwagen die de zon langs de hemel voert.
Hier komen de zonnestralen uit en hierdoor wordt de aarde verwarmd, als zij in het aan hen toegewezen seizoen geopend worden.
Ze zijn er ook voor de wind en de geest van de dauw. Ook zij worden in het aan hen toegewezen seizoen aan het uiteinde van de hemel geopend. Twaalf deuren zag ik in de hemel, aan de uiteinden van de aarde, waar de zon, maan, sterren, en alle hemelse schepsels uit opkomen en onder gaan.
Aan de rechter en linkerkant hiervan staan vele ramen open. Één raam geeft bijzonder veel warmte in het seizoen dat de naastliggende deuren openstaan. (De deuren) die horen bij de sterren die op volgorde naar buiten komen en weer op de tijd die Hij aan hen toegewezen heeft onder gaan.
Ik zag strijdwagens in de hemel die de wereld trokken, boven de poorten waardoor de sterren trekken die nooit ondergaan. Een ervan is groter dan alle andere, zij trekt om heel de wereld heen.
Hoofdstuk 76.
Aan de uiteinden van de aarde zag ik twaalf poorten die voor de winden open stonden. Hieruit vertrekken zij en waaien zij over de aarde.
Drie ervan staan open naar de voorkant van de hemel (het oosten), drie naar het westen, drie naar de rechterkant (het zuiden), en drie naar de linkerkant (het noorden).
De eerste drie wijzen naar het oosten, drie naar het noorden, drie staan tegenover de links liggende poorten in het zuiden en drie in het westen.
Door vier poorten komen winden vol zegen en voorspoed en uit vier poorten komen schadelijke winden. Als zij uitgezonden worden brengen zij vernietiging over heel de aarde en het water. (Zij beschadigen) iedereen die erop woont, alle water en alle land.
De eerste wind die uit deze poorten komt is de oostenwind. Zij komt uit de eerste poort in het oosten en waait naar het zuiden. Zij brengt vernieling, droogte, hitte en verderf.
Door de tweede poort in het midden komt evenwicht. Hier komt regen uit en vruchtbaarheid, gezondheid en dauw. Uit de derde poort die aan de noordkant ligt komt kou en droogte.
Dan nu de zuidelijke winden met haar drie poorten. Door de eerste poort die aan de oostkant ligt komt hete wind.
Door de tweede poort in het midden komen heerlijke geuren naar buiten, dauw, regen, leven en gezondheid. Door de derde poort die aan de westkant ligt komen dauw en regen samen met schimmel en vernietiging.
Hierna volgen de noordelijke winden, de drie poorten aan de zeekant. Uit de zevende poort aan de oostkant waait dauw en regen, schimmel en vernietiging richting het zuiden.
Uit de middelste waait regen, dauw, leven en gezondheid. Uit de derde poort aan de westkant waait mist, vorst, sneeuw, regen, dauw en schimmel.
Dan volgt het vierde segment van de westenwinden. Uit de eerste poort komen dauw, regen, vorst, kou, sneeuw en kilte richting het noorden. Uit de middelste waaien dauw en regen samen met voorspoed en zegeningen. Door de laatste poort die aan de zuidkant ligt komen droogte, vernietiging, hitte en verderf. Hiermee zijn de vier hemelsegmenten met de twaalf poorten compleet. Alle wetmatigheden, plagen en zegeningen heb ik hiermee aan jou, mijn zoon Metuselach, getoond.
Hoofdstuk 77.
Het eerste segment is het oosten, omdat het vooraan staat. Het tweede het zuiden, omdat de Allerhoogste van die kant zal afdalen. Ja, op een bijzondere wijze zal Hij die voor altijd gezegend is daar afdalen.
Het westelijke segment heet ‘de afname’ omdat daar alle hemellichamen afnemen en ondergaan.
Het vierde segment in het noorden bestaat uit drie delen. In het eerste deel verblijven de mensen, in het tweede deel de zeeën en het water, de dalen en de bossen, de rivieren, de schaduwrijke plaatsen en de wolken. Het derde deel herbergt het paradijs (de tuin van rechtvaardigen).
Ik zag zeven bergen die hoger zijn dan alle bergen op aarde. Daar ontstaat de vorst zolang de dagen, seizoenen en jaren verlopen en voorbijgaan.
Ik zag zeven rivieren op aarde die groter zijn dan alle andere rivieren. Één start in het westen en mondt uit in de grote zee.
Twee komen uit het noorden en monden uit in de zee van Eritrea in het oosten.
De overige vier komen ieder van een andere kant in het noorden en monden uit in hun eigen zee. Twee ervan in de zee van Eritrea en twee in de grote zee en ze verspreiden zich vanaf daar. Sommige zeggen dat zich daar ook een woestijn bevindt.
Ik zag zeven grote eilanden (continenten) in zee en als het vaste land. Twee (verbonden?) het vaste land
en vijf in de grote zee.41
Hoofdstuk 78.
Dit zijn de namen van de zon. De eerste is Orjares en de tweede Thomas.
De maan heeft vier namen. De eerste is Asona, de tweede Ebla, de derde Benase en de vierde Erae.
Dit wat betreft de twee grote lichten, hun bol is als de hemelbol en hun afmetingen zijn gelijk.
Zeven lichtdelen worden er meer aan de zon toegevoegd dan aan de maan.
Het wordt zo afgemeten totdat een zevende deel van de zon uitgeput is.
Zij gaan onder door de poorten in het westen en gaan hun weg via het noorden. Zij komen op via de oostelijke poorten aan de voorkant van de hemel.
Als de maan opkomt, is een veertiende deel ervan aan de hemel zichtbaar.
Zij wordt gaandeweg vol, op de veertiende dag is dat zover. Vijftien stadia van licht bereikt zij gedurende (de volgende) vijftien dagen. Dan is haar licht gedoofd, als tekens gedurende het jaar, dat is drie keer vijf.
De maan wordt vol in veertien delen. Gedurende haar afname neemt zij een veertiende deel af op de eerste dag. Op de tweede dag een dertiende deel, op de derde dag een twaalfde deel, op de vierde dag een elfde deel, op de vijfde dag een tiende deel, op de zesde dag een negende deel, op de zevende dag een achtste deel, op de achtste dag een zevende deel, op de negende dag een zesde deel, op de tiende dag een vijfde deel, op de elfde dag een vierde deel, op de twaalfde dag een derde deel, op de dertiende dag een tweede deel en op de veertiende dag tot weer een veertiende deel (de helft van een zevende deel). 9. Op de vijftiende dag is haar licht geheel verdwenen. 10. Tijdens sommige maanden, duurt de maand negenentwintig dagen en één maand achtentwintig. Uriël toonde mij een andere wetmatigheid, dat vanaf de zon de maan licht toebedeeld wordt.
De hele periode dat de maan in lichtsterkte toeneemt, komt dit van de zon af, totdat veertien dagen in de hemel om zijn.
Als zij volledig verlicht is, schijnt zij volop aan de hemel.
Op de eerste dag wordt zij nieuwe maan genoemd, want op die dag komt zij op. Precies op de dag dat de zon in het westen ondergaat wordt zij vol. Na de nacht komt (de zon) dan weer op in het oosten.
De maan schijnt dan de hele nacht door totdat de zon tegenover haar opkomt en de maan tegenover de zon staat. Aan de kant waar de maan licht geeft, neemt zij ook weer af totdat al haar licht uitgedoofd is en alle dagen van de maand vol zijn, dan is haar omloop compleet en zonder licht.
Drie maanden duurt het dertig dagen. Drie maanden duurt het negenentwintig dagen. Haar afname (van licht) is in de eerste periode, door de eerste poort, dit duurt 177 dagen.
In de maanden van haar toename verschijnt zij drie maanden in dertig dagen en drie maanden in negenentwintig dagen. ’s Nachts lijkt zij op (het gezicht van) een mens en overdag op (het gezicht van) de hemel. Want dan zie je niets anders dan licht.
Hoofdstuk 79.
Hiermee heb ik je alles laten zien mijn zoon. Hiermee zijn de wetmatigheden van de sterren aan de hemel voltooid.
Zo toonde hij mij alle wetmatigheden van iedere dag en van alle seizoensinvloeden. Van alle jaren, maanden en weken die door hun komst en vertrek worden beheerst.
De ondergang van de maan is door de zesde poort. Door deze poort wordt haar licht vol en hierna begint het uitdoven ervan.
Dan begint de maand en gaat zij in die periode door de zesde poort onder, totdat 177 dagen om zijn. Uitgerekend in dagen is dat vijfentwintig (weken) en twee dagen.
Binnen een half jaar is haar omloop, precies vijf dagen korter dan die van de zon en de sterren, zo doorkruist hun loop elkaar.
Dit is het plaatje en het beeld van alle hemellichamen dat de aartsengel Uriël aan mij
getoond heeft.’
Hoofdstuk 80.
In die dagen antwoordde Uriël mij en zei: ‘Zie, ik heb u alles laten zien Henoch. Alles wat ik u moest laten zien over de zon, maan, hoofdsterren en hen die hen volgen, hun seizoenen en de tijden waarop ze verschijnen, heb ik u getoond.
In de dagen van de zondaars zullen de jaren worden ingekort. De vruchtbaarheid van de grond van hun nageslacht zal afnemen en alles wat op aarde gedaan wordt zal ondermijnd worden en hetzelfde seizoen nog vergaan. De regen zal beperkt worden en de hemel zal haar tegenhouden.
De vruchten van de aarde zullen in kracht afnemen en niet groeien op de bestemde tijden. Ook de bomen zullen dan geen vrucht dragen op hun tijd.
De loop van de maan zal veranderen en niet op tijd verschijnen.
In die dagen zal de zon gezien worden en in de avond met haar strijdwagen door de west(poort) gaan. Zij zal helderder stralen dan wat overeenstemt met haar
(huidige) licht.
Veel hoofdsterren zullen de hun toegewezen volgorde wijzigen. Hun omloop en opdracht zullen zij veranderen.
De gehele omloop van de sterren zal voor de zondaars onzichtbaar zijn. De gedachten van degenen die op aarde wonen zullen zich hierover sterk vergissen. Al hun wegen zullen zij veranderen, ja zij zullen zwaar overtreden en denken dat zij goden zijn.
Het kwaad zal zich te midden van hen vermenigvuldigen, daarom komt de straf over hen, om hen allemaal te vernietigen.
Hoofdstuk 81.
Hij zei: ‘Lees de boeken die uit de hemel naar beneden gebracht zijn goed Henoch, lees wat erin staat en begrijp ieder onderdeel ervan.’
Dus las ik alles wat opgeschreven was. Ik begreep alles terwijl ik het boek in al haar facetten doornam. Alles wat de mensheid zal doen, over alle kinderen van vlees en bloed die op aarde zullen leven in de komende generaties.
Hiervoor zegende ik de Grote Heer en Koning der Heerlijkheid voor eeuwig, omdat Hij alles in de wereld gemaakt heeft. Ik verheerlijkte de Heer om Zijn geduld, en zegende Hem vanwege de mensenkinderen.
Hierna zei ik: ‘Gezegend de mens die rechtvaardig en goed sterft. Over hem is geen boek van onrechtvaardigen geschreven. De dag van het oordeel is niet op hem van toepassing.
De zeven heilige (engelen) brachten mij en plaatsten mij terug op aarde voor de deur van mijn huis. Zij zeiden: ‘Leg alles aan uw zoon Metuselach uit.
Toon alle kinderen dat geen vlees in de ogen van de Heer rechtvaardig is, want Hij is hun Schepper. Nog een jaar zult u bij uw zoon blijven, geef dan de(ze) opdrachten (aan hen) door. Onderwijs uw kinderen en schrijf alles voor hen op, getuig ervan naar al uw kinderen, in het tweede jaar zult u dan uit hun midden worden weggenomen.
Versterk uw hart, want de goeden zullen aan de goeden rechtvaardigheid verkondigen. De rechtvaardigen zullen zich samen met de andere rechtvaardigen verheugen en elkaar feliciteren.
De zondaars zullen echter met de andere zondaars sterven. De overtreders gaan met de andere overtreders ten onder.
Zij die rechtvaardig handelen zullen ten gevolge van menselijk handelen sterven. Op basis van wat de boosdoeners hen aandoen zullen zij weggenomen worden.’
Na die dag spraken zij niet meer met mij. Ik kwam bij mijn volk terug en zegende de Heer van de wereld.
Hoofdstuk 82.
Nu schrijf ik al deze zaken voor jou op Metuselach, mijn zoon. Aan jou heb ik alles geopenbaard en ik overhandig je de boeken die hierover geschreven zijn. Bewaar de boeken die je vader geschreven heeft goed. Zorg ervoor dat alle generaties van de wereld ze lezen.
Jou en je kinderen heb ik wijsheid gegeven. Zorg ook dat de kinderen die hierna komen het aan hun nakomelingen zullen leren, de wijsheid die hun verstand te boven gaat.
Zij die het begrijpen zullen niet sluimeren, maar hun oor te luister leggen zodat zij deze wijsheid zullen leren en waardig bevonden worden om dit gezonde voedsel tot zich te nemen.
Gezegend zijn alle rechtvaardigen. Gezegend is iedereen die de rechtvaardige weg bewandelt en niet zondigt zoals de zondaars in de hun gegeven dagen, als de zon aan de hemel staat, iedere dertig dagen opkomend en onder gaande door dezelfde poort, met de leiders over de orde van duizenden sterren en de vier extra (hemellichamen) die tot de vier seizoenen behoren en die hen leiden en begeleiden tijdens de vier perioden.
Door hen zullen mensen zich ernstig vergissen, zij zullen geen rekening met hen houden bij het vaststellen van het jaar, ja men zal de fout ingaan en hen niet precies herkennen.
Zij behoren werkelijk bij de berekening van het jaar en worden voor altijd opgeschreven. Een door de eerste poort en een door de derde, een door de vierde en een door de zesde. Zo wordt het jaar in 364 dagen voltooid.
Het getal ervan is precies en wat daarover is opgeschreven is exact bepaald. De hemellichamen, maanden, feesten, jaren, en dagen zijn door Uriël aan mij getoond. Heel het hemelse leger heeft de Heer van de hemel onder hem gesteld.
Hij heeft in de hemel de macht ontvangen over de nacht en de dag, zodat het licht aan de mens verlichting zou geven, zon, maan en sterren, samen met alle hemelse machten die hun draaiende strijdwagens berijden.
Dit is de volgorde van de sterren, ieder met haar eigen positie, seizoenen, feesten en maanden.
Dit zijn de namen van degenen die hen leiden. Zij letten erop dat zij op tijd verschijnen, in de juiste volgorde, in het juiste seizoen, in de juiste maand, in de periode die voor hen bepaald is, op de juiste plaats. De vier leiders die het jaar in vieren verdelen gaan eerst naar binnen, hierna de twaalf leiders die de maanden verdelen en voor wat betreft de 360 zijn er leiders over duizend die de dagen verdelen.
Over de vier dagen die de cyclus compleet maken zijn de leiders gesteld die de vier seizoenen van het jaar onderscheiden.
De extra cyclusdagen worden van leider op leider overgedragen, ieder op zijn eigen plaats, maar hun leiders maken het onderscheid. Dit zijn de namen van de vier leiders die gesteld zijn over de verdelingen van het jaar: Milkiël, Hellemelak, Meliyal en Narel.
De namen van degenen die zij leiden zijn: Adnarel, Jyasusal en Elomeël, deze drie volgen de leiders van de rangorden op. En een42 ander volgt deze drie leiders op, (de leiders) die de leiders van de verdeling van de vier seizoenen volgen.
In het begin van het jaar komt Milkiël, die ook de zuidelijke zon genoemd wordt op. De dagen dat hij de boventoon voert, zijn eenennegentig dagen.
Dit zijn de tekens van de dagen die op aarde gezien kunnen worden in de dagen dat hij te zien is. Tijdens de dagen dat hij invloedrijk is, is er sprake van transpiratie, hitte en kalmte. Alle bomen dragen dan vrucht en zijn bekleed met een bladerdek. Dan is er de graanoogst, zijn er de rozen en allerlei soorten bloemen die in het veld bloeien, maar de bomen uit het winterseizoen zijn dan verdord.
Dit zijn de namen van hun leiders, Berkael, Zelebsel en nog een hoofd over duizend die Heloyalef heet, zo zijn de dagen van zijn regering voltooid.
De leider die hem opvolgt is Helemmelak, die ook de stralende zon genoemd wordt, zijn lichtdagen zijn eenennegentig in totaal.
Dit zijn de tekenen op aarde in zijn dagen: Gloeiende hitte en droogte. Het rijp worden van de vruchten en het voortbrengen van rijpe en voltooide vruchten door de bomen. Dan paren de schapen en worden ze zwanger, terwijl alle vruchten op aarde worden ingezameld en ook alles wat zich in het veld bevindt, ook de wijnpersing. Dit alles vindt plaats tijdens de dagen van zijn regering.
Dit zijn de namen in hun volgorde van de hoofden over duizend: Gidaljal, Keel en Heel en de naam van de hoofden over duizend die hieraan nog toegevoegd wordt is Asfael, zo zijn ook de dagen van zijn invloed voltooid.
Hoofdstuk 83.
-De aarde wordt door een afgrond opgeslokt-
Hiermee heb ik jou, Metuselach, alles getoond wat ik vooraf aan je geboorte gezien heb. Nu zal ik al mijn dromen aan je tonen en voor je opschrijven Metuselach, mijn zoon. Aan jou heb ik alles geopenbaard en over dit alles heb ik voor jou een boek geschreven.
Voordat ik trouwde heb ik (nog) twee visioenen gezien. Zij lijken beide op elkaar. De eerste kreeg ik toen ik leerde schrijven en de tweede voordat ik met je moeder trouwde, toen zag ik een vreselijk visioen.
Hierover heb ik de Heer gebeden. Ik lag op bed in het huis van mijn opa Mahalalel toen ik zag hoe de hemel instortte, werd afgescheurd en op de aarde viel. Terwijl zij op aarde viel werd de aarde opgeslokt door een grote afgrond. Bergen vielen op andere bergen, heuvels op heuvels.
Bomen braken als luciferstokjes en slingerden naar beneden de afgrond in. Terwijl ik dit zag was ik stomverbaasd.
Ik schreeuwde het uit en riep: ‘De aarde wordt vernietigd.’ Mijn opa Mahalalel maakte mij wakker omdat ik naast hem lag en sprak: ‘Waarom schreeuw je zo hard mijn zoon? Waarom jammer je het uit?’ 7. En ik vertelde hem het hele visioen dat ik gezien had. Hij antwoordde: ‘Het is waar wat je hebt gezien mijn zoon. Het is een krachtig visioen dat je hebt aanschouwd over alle zonde van de aarde. Haar stof zal in de afgrond wegzinken en een grote verwoesting zal plaatsvinden.
Sta nu op mijn zoon en richt een verzoek tot de Heer der Heerlijkheid, want je bent betrouwbaar, zodat een rest op aarde over mag blijven en dat Hij haar niet volledig zal verwoesten.
Vanuit de hemel mijn zoon zal dit alles op de aarde neerkomen en de aarde zal met grote vernietiging bezocht worden.’
Daarop ben ik opgestaan en heb gebeden en gesmeekt en heb ik mijn gebeden opgeschreven voor de generaties van deze wereld, dit alles zal ik aan mijn zoon Metuselach laten zien. Toen ik naar buiten ging en de zon zag opkomen in het oosten, de maan zag ondergaan in het westen en nog een paar sterren en alles zoals Hij het van het begin heeft voorzien, zegende ik de Heer van het oordeel en prees Hem omdat Hij de zon uit de kamers in het oosten doet opkomen, doet opklimmen langs haar baan en zo haar vaste pad laat volgen.
Hoofdstuk 84.
-De lofprijzing van Henoch-
Oprecht hief ik mijn handen op naar de Ene Heilige en Grote. Ik sprak met de adem van mijn mond en de tong van vlees die God gemaakt heeft voor de sterfelijke mensen, want daarmee kunnen ze spreken en ademen. Hij gaf iedereen adem, een mond en een tong om mee te zeggen:
‘Gezegend bent U O Heer, Koning, groot en machtig is Uw heerlijkheid, Heer van alle schepselen in de hemel, Koning van koningen, God van de hele wereld, U wiens regering, koninkrijk en majesteit voor altijd en eeuwig zullen bestaan, van generatie op generatie zal Uw heerschappij zijn. Alle hemelen zijn voor eeuwig Uw troon en heel de aarde Uw voetbank voor eeuwig en altijd.
Want U hebt alles gemaakt en heerst over alles. Niets is te moeilijk voor U. Wijsheid is altijd voor Uw troon en wijkt niet uit Uw tegenwoordigheid. U weet, ziet en hoort alles. Niets is voor U verborgen want U neemt alles waar.
De engelen in Uw hemelen hebben zich schuldig gemaakt aan overtredingen en op het sterfelijk vlees van mensen rust Uw toorn tot op de dag van het oordeel.
Nu vraag ik U, O God en Heer en Grote Koning om mijn gebed te verhoren. Om mijn nageslacht op deze aarde over te laten blijven en dat niet heel het menselijk geslacht zal vergaan. Dan zal de aarde niet berooid achterblijven en een eeuwige vernietiging plaatsvinden.
Vernietig nu van de aarde de mensen die tegen U in opstand gekomen zijn. Maar bevestig de rechtvaardige en oprechte als een plant die uit een eeuwig zaad ontsproten is. Verberg Uw gezicht niet voor het gebed van Uw dienaar, O Heer.
Hoofdstuk 85.
-Visioen vanaf Adam tot en met het eeuwige vrederijk-
Hierna had ik een andere droom zoon, ik zal hem je vertellen. Henoch stond op en zei tegen zijn zoon Metuselach: ‘Tot jou mijn zoon zal ik spreken, luister goed naar het droomvisioen van je vader. Voordat ik met je moeder Edna trouwde had ik dit gezicht terwijl ik op bed lag.
Zie een stier kwam uit de aarde voort, deze stier was wit.
Hierna kwam er een vaars (uit de aarde) voort. Samen met haar kwamen er twee stieren, een van hen was zwart en de ander was rood.
De zwarte stier sloeg de rode en achtervolgde hem over de aarde.
Daarna zag ik de rode stier niet meer. De zwarte stier werd echter groot en een vaars liep met hem mee.
Toen zag ik vele koeien voortgebracht worden, zij leken op hem en volgden hem na.
De vaars nam afscheid van de eerste stier en ging op zoek naar de rode stier, maar vond deze niet. Terwijl zij op zoek was huilde zij een hartverscheurende rouwklacht om hem.
Daarna kwam de eerste stier naar haar toe en troostte haar, vanaf dat moment stopte ze met huilen. Hierna baarde zij de volgende witte stier en na hem nog vele stieren en zwarte vaarzen.
Terwijl ik sliep zag ik een witte stier die opgroeide tot een volwassen witte stier. Na hem kwamen nog vele witte stieren die op hem leken. Ook zij kregen weer veel witte stieren die op elkaar leken, de een na de ander bracht kalveren voort.
Hoofdstuk 86.
Ik bleef aandachtig kijken terwijl ik sliep, en zie, terwijl ik omhoog keek naar de hemel viel er een ster uit de hemel.
Hij stond op en graasde en weidde samen met de koeien. Daarop zag ik grote zwarte koeien die hun kudden, stallen en weidegronden verlieten terwijl hun jongen samen verdriet hadden.
Weer keek ik in het visioen op naar de hemel en ik zag vele sterren afdalen en uit de hemel vallen tot waar de eerste ster zich bevond, zij begaven zich tussen het jongvee terwijl de koeien te midden van hen aan het grazen waren.
Terwijl ik keek begonnen zij de jonge koeien te benaderen met hun edele delen die er uitzagen als van paarden. Alle koeien werden zwanger, zij brachten olifanten, kamelen en ezels voort.
Daarop raakten de koeien in paniek en werden vreselijk bang voor hen toen zij met hun tanden begonnen te bijten, te verslinden en met hun hoorns te stoten.
Ook begonnen zij de koeien op te eten, en zie, alle kinderen van de aarde beefden en rilden van angst om hen, zij vluchtten van hen weg.
Hoofdstuk 87.
Daarna begonnen zij elkaar te slaan en verslinden, de aarde schreeuwde het uit.
Ik keek op naar de hemel en zag in het visioen vier wezens afdalen die eruit zagen als mensen, in het wit gekleed. Een liep voorop en drie anderen volgden hem.
De drie die achteraan liepen namen mijn hand en leidden mij omhoog, weg van de bevolking op aarde, zij brachten mij naar een heerlijke plaats en toonden mij een toren die hoog boven de aarde uit gebouwd werd, alle bergen waren lager dan deze toren.
Een van hen sprak tot mij: ‘Blijf hier totdat u ziet wat er zal gebeuren met de olifanten, kamelen, ezels,
sterren en koeien, ja met iedereen.’
Hoofdstuk 88.
Degene die als eerste van de vier was afgedaald, pakte de eerste ster die uit de hemel was gevallen, bond zijn handen en voeten en gooide hem in een afgrond. De afgrond nu was smal en diep, verschrikkelijk en donker.
Een van hen trok een zwaard en gaf het aan de kamelen, olifanten en ezels, waarna zij elkaar te lijf gingen, de hele aarde beefde om wat zij deden.
Ik bleef naar het visioen kijken en zie, een van de vier stenigde hen vanuit de hemel en verzamelde alle grote sterren met edele delen als paarden en bond ze aan handen en voeten, zij werden in de diepte van de aarde geworpen.
Hoofdstuk 89.
Een van hen ging naar de witte stier toe en vertelde hem een geheim waardoor hij niet bang hoefde te zijn. Terwijl de stier hevig trilde kwam er een mens uit voort die een groot schip bouwde.
Samen met drie andere stieren woonde hij in de boot en werd erdoor beschermd. Opnieuw richtte ik mijn ogen naar de hemel en zag een prachtig dak met zeven waterstromen die er in grote hoeveelheden afstroomden naar een zekere plaats.
Hierop ontstonden fonteinen op die omvangrijke plaats en het water bleef daaruit opkomen en steeg naar de oppervlakte.
Ik bleef naar die plaats kijken totdat de gehele vlakte met water gevuld was. Het water, de duisternis en wolken bleven maar toenemen, en toen ik keek hoe hoog het water gekomen was, zag ik dat het water boven de rand van die plaats gestegen was en eroverheen stroomde. Hierna vulde het heel de aarde.
Alle vee verzamelde zich binnen die plaats totdat ik zag dat zij wegzonken, verdronken en onder water verdwenen.
Maar de boot dreef op het water terwijl alle koeien, olifanten en kamelen samen met de andere dieren naar de bodem wegzonken, ik kon ze niet langer waarnemen.
Niemand kon hieraan ontsnappen, iedereen verging en verdween in de diepte. Ik zag in het visioen hoe de waterstromen op het hoge dak werden afgestopt en dat de fonteinen op aarde in kracht afnamen terwijl andere afgronden werden geopend.
Hierop stroomde het water daarin weg totdat de aarde weer zichtbaar werd. De boot landde op de aarde, de duisternis verdween en het licht kwam terug.
De witte stier die mens geworden was kwam uit de boot, samen met de drie stieren. Een van de drie stieren zag er net zo wit uit als de eerste stier, een was rood als bloed en de andere was zwart. De witte stier scheidde zich van hen af.
Hierop begonnen wilde dieren en vogels nageslacht voort te brengen. Van hen groepeerden de verschillende soorten zich bij elkaar; leeuwen, tijgers, wolven, honden, hyena’s, wilde beren, vossen, eekhoorns, zwijnen, valken, gieren, wouwen, arenden en raven.
Te midden van hen werd een witte stier geboren. Zij begonnen elkaar te bijten, maar de witte stier die te midden van hen geboren was kreeg een wilde ezel samen met een witte stier. De wilde ezels vermenigvuldigden zich.
De stier die uit hem geboren was kreeg een zwarte wilde beer samen met een wit schaap.
De eerste bracht vele beren voort, maar het schaap kreeg twaalf schapen. Toen de twaalf schapen volgroeid waren, leverden ze een van hen over aan de ezels. De ezels leverden dat schaap vervolgens uit aan de wolven, het schaap groeide te midden van de wolven op.
Hierop bracht de Heer de elf terug bij dit schaap om samen met hem te leven en tussen de wolven geweid te worden. Zij vermenigvuldigden zich en werden een grote kudde schapen.
De wolven werden bang van hen en brachten hen in verdrukking terwijl zij hun baby’s doodden. Zij lieten hun baby’s achter aan waterstromen.
Hierop begonnen de schapen het uit te schreeuwen en riepen om bescherming naar de Heer omwille van hun jongen. Een van hen ontsnapte echter naar de wilde ezels. Ik zag hoe de schapen rouwden en huilden en met heel hun hart tot de Heer riepen, totdat de Heer van de schapen uit Zijn prachtige woonplaats afdaalde naar de schapen die het zo uitschreeuwden en hen begon te weiden.
Hij riep het schaap dat aan de wolven ontkomen was en sprak dat het de wolven moest vermanen om van de schapen af te blijven.
Het schaap ging naar de wolven toe, op grond van dit woord van de Heer, en onderweg kwam het nog een schaap tegen, waarna ze samen verder gingen. De twee gingen samen de woonplaats van de wolven binnen en vermaanden hen om vanaf dat moment de schapen niet langer te onderdrukken.
Toen zag ik dat de wolven met al hun macht de schapen hevig bleven onderdrukken, de schapen schreeuwden het uit.
De Heer kwam de schapen tegemoet en zij begonnen de wolven te slaan, toen begonnen de wolven te jammeren en werden de schapen vanaf dat moment rustig zonder het nog langer uit te roepen.
Ik keek naar de schapen totdat zij wegtrokken van de wolven. De wolven waren echter verblind en zetten met alle macht de achtervolging in.
De Heer ging als hun leider met hen mee, alle schapen volgden Hem na.
Zijn gezicht zag er oogverblindend, stralend en onmogelijk om naar te blijven kijken uit.
De wolven bleven de schapen echter achtervolgen totdat zij een zee bereikten. De zee splitste zich in tweeën en stond voor hen als twee muren van water. De Heer leidde hen en plaatste zich tussen hen en de wolven in.
Omdat de wolven de schapen niet konden zien, trokken ze verder tot midden in de zee, ze bleven de schapen achtervolgen en renden de zee in achter hen aan.
Toen ze de Heer zagen keerden zij zich om en vluchtten weg omdat zij Zijn gezicht gezien hadden, de zee echter stroomde weer terug naar haar oorspronkelijke plaats, het water kwam op en steeg, zodat het de wolven overspoelde.
Ik keek net zo lang totdat al de wolven die de schapen achtervolgd hadden verdwenen en verdronken waren.
De schapen echter ontsnapten aan het water en trokken de wildernis in die zonder water en gras was. Hun ogen begonnen zich te openen en zij gingen zien. Ik zag dat de Heer van de schapen hen weidde en voorzag van water en gras en ook het schaap dat hen leidde.
Dat schaap klom naar de top van een hoge berg, waarna de Heer hem naar hen terugstuurde. Daarna zag ik de Heer voor hen staan met een geweldig ontzagwekkende en majestueuze uitstraling.
Alle schapen die Hem zagen waren bevreesd om wat zij aanschouwden. Ze beefden van schrik omwille van Hem en riepen tot het schaap dat tussen hen in stond:
‘Wij kunnen niet voor onze Heer staande blijven of Hem aanschouwen.’ Het schaap dat hen leidde steeg weer op naar de top van de berg, maar de schapen werden verblind en dwaalden af van de weg die hij hen getoond had, zonder dat hij het wist.
De Heer van de schapen werd verschrikkelijk kwaad op hen en het schaap ontdekte dit. Hij daalde af van de top van de berg en ging naar de schapen toe, hij zag dat het grootste deel blind geworden en afgedwaald was.
Zodra ze hem zagen werden zij bevreesd en beefden in zijn aanwezigheid. Zij verlangden om weer terug te keren naar de kudde.
Het schaap nam andere schapen met zich mee en ging naar degenen toe die afvallig geworden waren. Hij begon ze te slaan en de schapen waren bang voor zijn verschijning, zo bracht dat schaap de schapen die afgedwaald waren terug en zij voegden zich weer bij hun kudden.
In het visioen zag ik dat het schaap een mens werd en een huis voor de Heer van de schapen bouwde, hij bracht alle schapen in dat huis.
Ik bleef kijken totdat het hoofdschaap dat de andere schapen bleef leiden stierf. Ook zag ik dat alle volwassen schapen stierven en lammetjes in hun plaats verschenen. Zij kwamen bij een weide aan en stonden voor een waterstroom.
Dat was het moment dat het schaap, dat een mens geworden was en de leider van de andere schapen, zich terugtrok en stierf. Alle schapen zochten hem en huilden met groot verdriet over zijn afwezigheid. 39 Ik bleef kijken totdat zij stopten met huilen over het schaap en de waterstroom overstaken. In plaats van hen die in slaap gevallen waren en die hen geleid hadden stonden twee leiders op.
Ik zag dat de schapen bij een prachtige plaats aankwamen, een mooi en overvloedig land, ik zag ook dat de schapen voldaan waren. Het huis stond te midden van hen in dat prachtige land.
Soms waren hun ogen open en soms waren ze verblind, totdat een ander schaap opstond en hen allemaal terugleidde, dan werden hun ogen geopend.
De honden, vossen en beren begonnen de schapen te verslinden, totdat de Heer van de schapen nog een schaap uit hun midden deed opstaan, een ram die hen leidde.
De ram begon naar alle kanten de honden, vossen en wilde beren weg te stoten totdat ze allemaal verdwenen waren.
De schapen, van wie de ogen open waren gegaan, keken naar de ram die zich tussen de schapen in bevond. Toen legde hij zijn majesteit af en begon de schapen weg te stoten, hij vertrapte hen en gedroeg zich onwaardig.
De Heer van de schapen stuurde een lam naar een ander lam en voedde dit op tot een ram en leider van de schapen in plaats van de ram die zijn waardigheid had verloren.
Door naar hem toe te gaan en met hem alleen te praten voedde Hij de ram op, Hij maakte hem tot prins en leider van de kudde.
Tijdens deze ontwikkeling onderdrukten de honden de schapen. De eerste ram achtervolgde de tweede ram, deze ram stond op en vluchtte van hem weg. Ik zag ook nog dat de honden de eerste ram ten val brachten.
De tweede ram stond op en leidde de kleine schapen. Deze schapen groeiden op en vermenigvuldigden zich. Alle honden, vossen en wilde beren waren bang voor hem en vluchtten van hem weg. De ram verstootte en doodde de wilde beesten, de wilde beesten hadden geen enkele macht meer over de schapen en roofden niemand meer uit hun midden.
De ram kreeg vele schapen en viel in slaap, een klein schaapje werd een ram in zijn plaats, hij werd de prins en leider van de schapen.
Het huis werd groot en uitgestrekt gebouwd voor de schapen. Bovenop het huis, wat laag was, werd een hoge toren gebouwd voor de Heer van de schapen. De toren was hoog en verheven, de Heer van de schapen stond bovenop de toren en zij zetten Hem een rijke tafel voor.
Opnieuw zag ik dat de schapen afdwaalden, vele kanten opgingen en hun huis verlieten. De Heer van de schapen riep sommige schapen uit de kudde die Hij naar hen toestuurde, maar de schapen begonnen hen te slaan.
Een van hen werd van de slacht gered en ontsnapte, hij riep het uit tegen hen die hun zinnen erop gezet hadden om Hem te doden. Maar de Heer van de schapen bevrijdde Hem uit hun handen en deed Hem tot Hem opstijgen om daar te verblijven.
Vele andere schapen stuurde Hij naar hen toe om te getuigen en geëmotioneerd over hen te rouwen.
Ik merkte op dat, op het moment dat zij het huis van de Heer en Zijn toren verlieten, zij volledig afvallig en verblind werden. Ik zag dat de Heer van de schapen tijdens het weiden een grote slachting onder hen aanrichtte, totdat ze het naar Hem uitriepen vanwege deze slachting.
Daarop vertrok Hij van die plaats en leverde hen over aan leeuwen, tijgers, wolven, hyena’s, in de hand van vossen en allerlei wilde beesten.
De wilde beesten begonnen de schapen te verscheuren. Ik zag dat Hij het huis van hun vaders en de toren in de steek liet en overgaf aan de leeuwen en alle wilde beesten om hen te verscheuren en te verslinden.
Ik begon uit alle macht te schreeuwen en een beroep te doen op de Heer van de schapen omdat ze door al die wilde beesten verslonden werden.
Maar Hij bleef er onbewogen onder, hoewel Hij het zag, Hij verheugde zich erover dat zij verslonden, opgegeten en afgevoerd werden. Hij leverde hen in de macht van de beesten over om tot hun voedsel te dienen.
Hij riep zeventig herders en droeg de schapen aan hen over zodat zij hen zouden weiden. Hij sprak tot deze herders en hun metgezellen: ‘Laat ieder van u vanaf dit moment de schapen weiden en doe alles wat ik u beveel.
Op nummer draag ik ze aan u over en ik zal u vertellen welke schapen vernietigd moeten worden, dezen moet u doden.’
Hij droeg de schapen dus aan hen over en riep iemand anders die Hij de opdracht gaf: ‘Let goed op en noteer alles wat deze herders doen voor deze schapen, want zij zullen meer schapen laten vergaan dan dat ik hen bevolen heb.
Noteer elke buitensporigheid en vernieling die door de herders wordt veroorzaakt. Hoeveel er worden geslacht omdat ik het zeg en hoeveel zij op eigen initiatief vernietigen. Van iedere herder afzonderlijk moet u opschrijven wie vanwege deze herder verloren gaat.
Op grond van deze getallen zal ik een afweging maken, hoeveel zij zelf hebben gedood en hoeveel zij hebben overgegeven aan vernietiging, dan zal ik dat tot een getuigenis tegen hen hebben. Ik wil elke handeling van de herders kennen zodat ik, omdat ik de schapen aan hen heb overgedragen, zal zien wat ze doen en weten zal of ze blijven bij de geboden die ik hen gegeven heb of niet.
Zij zullen hier niet vanaf weten en u mag het hen niet vertellen of hen hierover vermanen. U moet alleen de vernietigingen opschrijven die iedere herder tijdens zijn periode zal veroorzaken en overhandig deze aan mij.’
Toen zag ik dat zij begonnen met het doden en vernietigen van meer dan hen bevolen was, zij leverden de schapen in handen van de leeuwen over.
De leeuwen en tijgers aten de meeste schapen op, terwijl de wilde beren met hen meeaten, zij verbrandden de toren en vernielden het huis.
Hierna had ik er groot verdriet over dat de toren en het huis van de schapen was vernietigd. Ik kon niet meer zien of zij het huis nog binnengingen.
De herders en hun metgezellen leverden de schapen over aan de wilde beesten om hen te laten verslinden. Iedereen kwam op zijn tijd aan de beurt, per persoon werd opeenvolgend in een boek genoteerd en op volgorde opgeschreven hoeveel hij er vernietigd had, het stond allemaal in dat boek.
Iedereen sloeg en vernietigde veel meer dan was voorgeschreven.
Ik begon te huilen en was verontwaardigd over deze schapen. In het visioen keek ik naar degene die schreef, hoe Hij ieder (schaap) wat vernietigd werd door deze herders noteerde, dag aan dag. Hij pakte het boek op en legde dit boek voor de Heer van de schapen neer. Hij toonde alles wat over hen ging, wat ze gedaan hadden, waar zij hun tijd aan besteed hadden en iedereen die zij aan de vernietiging overgeleverd hadden.
Het boek werd aan de Heer van de schapen voorgelezen, Hij nam het boek van Hem aan, verzegelde het en legde het naast zich neer.
Hierna zag ik de herders twaalf uur lang weiden, en zie, drie van de schapen keerden terug naar het huis, zij kwamen aan, gingen naar binnen en herstelden alles wat vernield was.
De wilde beren trachtten hen te verhinderen maar waren daartoe niet in staat. Zij begonnen te bouwen zoals daarvoor en richtten de toren, die de hoge toren genoemd werd, weer op. Opnieuw zetten zij een tafel voor de toren, maar al het brood wat erop lag was vervuild en onzuiver.
Doordat zij hiervan namen werden de ogen van deze schapen verblind waarna ze niet langer konden zien. Dat gold ook voor hun herders. Hierdoor werden zij massaal ter slachting aan hun herders overhandigd, zij vertrapten de schapen onder hun voeten en aten ze op.
De Heer van de schapen bleef stil totdat alle schapen in het veld gedood waren. De herders en schapen verbleven daar samen, maar zij redden hen niet uit de macht van de beesten.
Degene die dit alles in een boek schreef nam het mee naar omhoog, toonde het de Heer van de schapen en las het Hem voor in Zijn woning. Hij nam het op voor hen en bad voor hen en legde Hem iedere daad van de herders voor.43
Hij stond voor Hem en getuigde tegen al deze herders. Deze nam het boek, legde het naast zich neer en vertrok.
Hoofdstuk 90.
Ik keek totdat zevenendertig44 herders de schapen op een zelfde manier geweid hadden. Hoofd voor hoofd voltooiden zij hun periode net als de eersten. Hierna namen weer anderen het van hen over om een periode voor de schapen te zorgen, iedere herder kreeg zijn eigen tijd.
Daarop volgend zag ik vogels uit de hemel komen, arenden, gieren, valken en raven. De arend gaf instructies aan al deze vogels en zij begonnen de schapen te verslinden. Zij staken hen de ogen uit en aten hun vlees op.
De schapen schreeuwden het uit omdat hun lichamen door de vogels verslonden werden. Tijdens mijn slaap treurde ik hevig en was verontwaardigd tegenover de herder die de schapen moest leiden.
Ik zag hoe de schapen door de honden, arenden en valken opgegeten werden. Zij lieten geen huid of spier over zodat alleen nog hun beenderen overbleven en op de grond vielen. Er bleven nog maar weinig schapen over.
Tot op dat moment hadden drieëntwintig herders de verantwoordelijkheid gekregen, zij voltooiden bij elkaar opgeteld achtenvijftig perioden wat de tijdspanne was die zij tot dan toe gekregen hadden.
Lammetjes werden uit de witte schapen geboren en begonnen hun ogen te openen, zij riepen het uit naar de schapen.
De schapen zeiden echter niets tegen hen en luisterden niet naar wat ze tegen hen vertelden. Zij waren Oost-Indisch doof, blind en buitengewoon halsstarrig.
In het visioen zag ik hoe de raven op de lammetjes af vlogen en een van hen meenamen, zij lieten hen in stukken vallen en verslonden hen.
Toen zag ik dat op de lammetjes horens groeiden, de raven vielen hun horens aan.45 Ook zag ik dat een grote hoorn groeide op een van de dieren die zich tussen de schapen in bevond en dat hen de ogen geopend werden.
Zij werden ziende, hun ogen gingen wijd open en hij riep hen toe. De schapen die de dabela (ram met een grote hoorn) zagen renden er allemaal naar toe.
Ondanks deze ontwikkeling gingen de arenden, gieren, raven en valken gewoon door met het op hen af vliegen en het verslinden van de schapen.
De schapen waren stil, maar de dabela rouwde en riep het uit. Daarop gingen de raven de strijd en het gevecht met hem aan en probeerden zijn hoorn te breken, maar het lukte hen niet.
Ik keek totdat de herders kwamen, en de arenden en gieren riepen luid naar de raven om de hoorn van de dabela te breken, met hem te vechten en hem te doden. Maar hij vocht met hen en riep het uit naar Iemand om hem te komen helpen.
Toen zag ik de man komen die de namen van de herders opschreef en die naar de Heer van de schapen was opgestegen. Hij bracht steun en toonde iedereen hoe Hij te hulp naar de dabela afdaalde.
Ik keek tot ik de Heer van de schapen in grote woede naar hen zag afdalen, iedereen die Hem zag vluchtte weg en iedereen viel vanwege Zijn aanblik in de duisternis.
Alle arenden, gieren, raven en valken verzamelden zich, zij brachten alle schapen uit het veld mee. Zo, eensgezind verzameld, streden zij ervoor om gezamenlijk de hoorn van de dabela te breken.
Toen zag ik de man komen die het boek in opdracht van de Heer had geschreven, Hij opende het boek met de vernietiging die de twaalf laatste herders bewerkstelligd hadden. Hij liet de Heer van de schapen zien dat zij veel meer vernietigd hadden dan zij die hen voor waren gegaan.
Ik zag de Heer van de schapen naar hen toe komen en hoe Hij de scepter van Zijn toorn in Zijn hand nam en daarmee de aarde spleet. Alle dieren en vogels aan de hemel vielen van de schapen af en zonken weg in de aarde, die zich achter hen sloot.
Ik zag ook dat een groot zwaard aan de schapen werd gegeven, zij trokken op tegen alle dieren in het veld om hen te doden. Alle dieren en vogels aan de hemel vluchtten voor hun verschijning weg.
Ik bleef kijken totdat een troon in een prachtig land werd opgericht, de Heer van de schapen ging er zelf op zitten. De ander(e man) nam alle verzegelde boeken en opende ze voor de Heer van de schapen. 21. Toen riep de Heer de eerste zeven witte personen. Hij gebood hem om de eerste ster, die als eerste gevallen was, samen met de sterren met geslachtsdelen als paarden die hij de weg gewezen had, bij Hem te brengen. Zij werden allemaal voor Hem gebracht.
Hij sprak tot de man die alles voor Hem opgeschreven had, die één van de zeven was, en sprak tot Hem: ‘Haal de zeventig herders aan wie ik de schapen heb toevertrouwd en die op eigen initiatief meer schapen gedood hebben dan hen was
opgedragen.’
Toen zag ik ze geketend voor Hem staan.
Eerst werd het oordeel over de sterren uitgesproken, zij werden geoordeeld, schuldig bevonden en in de brandende afgrond geworpen. Het was een diepe afgrond vol laaiende vlammen en vuurzuilen.
Ook de zeventig herders werden geoordeeld, schuldig bevonden en in de vurige afgrond geworpen.
Op hetzelfde moment werd een vergelijkbare afgrond in het midden van de aarde geopend. Ze brachten de schapen die blind geworden waren, ook zij werden geoordeeld en schuldig bevonden, in deze vurige afgrond geworpen en verbrandden daar.
Deze afgrond bevond zich aan de rechterkant van het huis. Ik zag hoe de schapen verbrandden, samen met hun botten.
Ik stond ernaar te kijken totdat zij begonnen met het afbreken van het oude huis. Ze brachten de pilaren, balken en ivoren ornamenten die erin gebruikt waren naar buiten en transporteerden deze naar een plaats aan de rechterkant van de aarde.
Ik zag dat de Heer van de schapen een nieuw huis bouwde, groter en mooier dan het eerste. Hij maakte het precies op de cirkelvormige plaats waar het vorige was afgebroken. Al haar pilaren waren nieuw, ook haar ivoren ornamenten waren indrukwekkender dan de oude die weggenomen waren.
De schapen die nog overgebleven waren stonden erbinnen en alle dieren van de aarde en vogels uit de hemel bogen zich ter aarde en eerden hen, deden verzoeken aan de schapen en gehoorzaamden hen in alles.
Toen deden de drie, die in het wit gekleed waren en mij eerder aan de hand mee naar boven genomen hadden, mij opstaan. Degene die met mij sprak hield mijn hand vast.
Zij plaatsten mij tussen de schapen vlak voordat het oordeel plaats zou gaan vinden.
Al de schapen waren wit, hun wol was lang en zuiver. Daarop vergaderden alle dieren uit het veld, samen met de vogels uit de hemel die vernietigd waren geweest en verloren waren gegaan, zich in het huis. De Heer van de schapen verheugde zich met een onuitsprekelijke vreugde omdat ze allemaal goed geworden waren en naar Zijn huis waren teruggekeerd.
Toen werd het zwaard dat aan de schapen was gegeven weggelegd en zij legden het in het huis terug, daar werd het in de aanwezigheid van de Heer verzegeld.
Alle schapen werden uitgenodigd om in het huis te verblijven, als het al mogelijk was dat het iedereen zou kunnen herbergen. Iedereen keek met wijd geopende ogen naar de Goede, niemand was meer in staat om Hem niet te aanschouwen.
Ik zag dat het huis groot en breed was en stampvol.
Ik zag dat een Witte Stier geboren werd met grote horens. Alle dieren uit het veld en vogels uit de hemel vreesden Hem en richtten continue verzoeken tot Hem.
Ik zag dat hun aard veranderde en dat zij allemaal witte stieren werden. De Eerste Die te midden van hen stond was het Woord,46 en dit Woord was een groot dier met grote zwarte horens op Zijn hoofd.
De Heer van de schapen verheugde zich over Hem en over alle stieren en ik lag daar te midden van hen.
Dit is het visioen dat ik zag terwijl ik sliep. Ik werd wakker en zegende de rechtvaardige Heer en gaf Hem de eer.
Daarna huilde ik hevig, net zolang tot ik het niet langer kon verdragen. Toen ik alles overzag besefte ik dat mijn tranen om wat ik gezien had stroomden. Alles zal zich voltrekken en vervuld worden.
Alles wat de mensheid doet heb ik op volgorde gezien. Die nacht herinnerde ik mij wat ik eerder gedroomd had, ik huilde en was zeer verontrust omdat ik dat visioen gezien had.
Hoofdstuk 91.
-Oproep tot een rechtvaardig leven, want onrecht zal eeuwig vergaan-
Metuselach, roep nu al je broers bij elkaar, ja al de kinderen van je moeder, want het Woord roept mij en de Geest is over mij uitgestort, dan zal ik jullie laten zien wat jullie tot in eeuwigheid zal overkomen.
Dus riep Metuselach zijn broers en hele familie.
Hij (Henoch) sprak deze ware woorden tot zijn kinderen:
‘Luister kinderen naar de woorden van je vader, luister oprecht naar wat ik te zeggen heb en let goed op wat ik nu ga vertellen. Geliefden, hecht aan integriteit en gedraag je ook zo.
Wees in je hart niet verdeeld als het om integriteit gaat, ga ook niet om met mensen wier hart verdeeld is. Wandel mijn kinderen over de rechtvaardige weg, dat is de goede koers en laat de waarheid je begeleiden.
Want ik weet dat onrechtvaardigheid zal bestaan en de aarde zal overheersen. Op het einde zal een grote executie plaatsvinden, alle onrechtvaardigheid zal een einde kennen. Met wortel en tak zal het uitgeroeid worden en haar hele netwerk zal vernietigd worden. Dan zal onrechtvaardigheid de aarde nog een keer overspoelen. Al het onrechtvaardig gedrag zal dan dubbel zo erg worden.
Als zonde, godslastering, overheersing en onrecht op alle mogelijke manieren zullen plaatsvinden en samen met overtredingen, disrespect en onreinheid zal toenemen, dan zal op iedereen een grote straf vanuit de hemel neerkomen. De Heer zal optreden met grote woede en strafvervolging om zo de aarde te oordelen. 8. In die dagen zal het geweld met wortel en tak worden uitgeroeid, samen met de wortels van bedrog en onrecht zullen ze onder de hemel niet meer gevonden worden.
De afgoden van de heidenen zullen worden uitgebannen, hun tempels met vuur worden verbrand, ze zullen van de aarde worden weggevaagd. De volken zullen hun straf in het vuur ondergaan. Zij zullen knarsetandend voor eeuwig het pijnlijk oordeel ondergaan.
Rechtvaardigheid zal uit haar slaap ontwaken, wijsheid zal opkomen en aan hen worden toevertrouwd. Dan zullen de onrechtvaardige wortels worden afgesneden, zondaars vergaan door het zwaard en godslasteraars overal worden uitgeroeid.
Zij die de opstand en godslastering ondersteunen zullen door het zwaard omkomen.
En nu mijn kinderen zal ik jullie de weg van rechtvaardigheid tonen, naast de weg die daar recht tegenin gaat. Ik zal ze opnieuw aan jullie voorleggen, zodat jullie weten zullen wat jullie in de toekomst te wachten staat.
Luister nu goed naar mij kinderen, wandel op de weg van rechtvaardigheid en wijk van de weg die daar tegenin gaat. Iedereen die op de weg van onrecht wandelt, zal voor eeuwig vergaan.’
Hoofdstuk 92.
-De rechtvaardige zal genade vinden-
Het boek dat door Henoch geschreven is, dat hij voor ieder mens die zich waardig gedraagt en iedere rechter van de aarde geschreven heeft: ‘Voor al mijn kinderen die op aarde zullen leven en alle opeenvolgende generaties die zich oprecht en vredelievend gedragen zullen.
Laat uw geest niet treuren wat de tijden betreft, want de Ene Heilige en Grote heeft aan alles een tijd toegekend.
Laat de rechtvaardige mens uit zijn slaap opstaan, laat hem opstaan en voortgaan op de weg van rechtvaardigheid. Laat hem toenemen in goedheid en eeuwige barmhartigheid. De rechtvaardige zal genade vinden, op hem zullen oprechtheid en kracht voor eeuwig rusten. In louter goedheid en rechtvaardigheid zal hij bestaan en in een eeuwig licht wandelen. De zonde zal in eeuwige duisternis vergaan en vanaf dan
tot in eeuwigheid niet meer voorkomen.’
Hoofdstuk 93.
-De tien ‘weken’ tot de eeuwigheid-
Hierna las Henoch uit een boek voor.
Henoch sprak: ‘Dit gaat over de rechtvaardige uitgekozen kinderen, die oprecht en integer ingesteld zijn.
Ja, ik Henoch zal aan jullie mijn zonen uitleggen wat mij in een hemels visioen geopenbaard is en wat ik door de woorden van heilige engelen te weten ben gekomen, wat ik begrepen heb van de hemelse tafels (geschriften).
Hij las voor uit het boek en sprak: Op de zevende van de eerste week ben ik geboren, toen het oordeel en de rechtvaardigheid nog bestonden.
Maar in de tweede week na mij zal groot onrecht opkomen en bedrog voortspruiten.
Tijdens deze week zal het eerste einde zijn, hierin zal een man worden gered.
Aan het einde hiervan zal slechtheid overheersen en Hij zal het oordeel over de zondaars vellen.
Hierna aan het einde van de derde week zal een man, als een boom van rechtvaardig oordeel, worden uitgekozen. Zijn nageslacht zal voor eeuwig de boom van rechtvaardigheid vormen.
Aan het einde van de vierde week zullen visioenen over de Heilige en Rechtvaardige worden gezien. Dan zal een wet voor alle generaties worden gemaakt en een domein (land) aan hen worden toegewezen. Dan zal aan het einde van de vijfde week het huis van heerlijkheid en heerschappij voor eeuwig gebouwd worden.
In de zesde week zullen alle (mensen) die dan leven verblind worden. Ieders hart zal verduisterd zijn en wijsheid verachten. Dan zal een man verrijzen.
Aan het einde ervan zal het huis van heerschappij met vuur verbrand worden en zal het hele geslacht van rechtvaardigen worden verstrooid.
Hierna zal in de zevende week een verdorven generatie opstaan. Deze generatie zal veel ondernemen en al hun daden zullen verdorven zijn. Aan het einde ervan zullen de geselecteerde rechtvaardigen, die de boom van rechtvaardigheid vormen, uitgekozen worden. Aan hen zal de zevenvoudige wijsheid van heel Zijn schepping worden toevertrouwd.
Dan komt er nog een week, de achtste van rechtvaardigheid. Hierin wordt een zwaard (macht) gegeven om een rechtvaardig oordeel te vellen over alle tegenstanders.
Zondaren zullen worden overgeleverd in de handen van de rechtvaardigen. De rechtvaardigen zullen aan het einde ervan op grond van hun rechtvaardigheid een woonplaats toegewezen krijgen. Het huis van de Grote Koning zal worden gevestigd om er eeuwig feest te vieren. Hierna zal in de negende week een rechtvaardig oordeel over de hele wereld worden geveld.
Al het werk van de boosdoeners zal uit de hele wereld verdwijnen, de wereld zal vernietigd worden en ieder mens zal op zoek gaan naar de weg van oprechtheid.
Dan zal, op de zevende dag van de tiende week, er een eeuwig oordeel plaatsvinden, dit zal over de wachters (engelen) worden uitgesproken. Een ruime eeuwige hemel zal te midden van de engelen ontstaan. De voormalige hemel zal verdwijnen en voorbijgaan, een nieuwe hemel zal verschijnen en alle hemelse krachten zullen met een zevenvoudige kracht voor eeuwig stralen. Hierna zullen er opnieuw vele weken zijn, die zullen bestaan uit louter goedheid en heiligheid.
Zonde zal voor eeuwig en altijd niet meer worden genoemd.
Wie nog kan de stem van de Ene Heilige verstaan zonder bewogen te raken?
Wie is in staat om Zijn gedachten te kennen? Wie kan bevatten hoe de hemel is gemaakt? Wie weet wat er in de hemel wordt gedaan?
Iemand zou haar structuur kunnen begrijpen, maar niet haar Geest. Men zou er over kunnen spreken, maar er niet naar toe op kunnen stijgen. De grenzen ervan zouden nog te zien kunnen zijn, tot zover kan men het nog overdenken, maar iets dergelijks kan niemand namaken.
Wie van alle mensen is in staat de breedte en diepte van de aarde te kennen?
Aan wie is de maat van alles geopenbaard? Kan iedereen de uiteinden van de hemel bevatten, hoe hoog zij is en waarop zij gefundeerd is? Hoeveel sterren er zijn en waar zij tot rust komen?
Hoofdstuk 94.
-Waarschuwingen om de woorden van Henoch te bewaren en tedoen.-
‘Daarom zeg ik tot jullie mijn zonen, houd van rechtvaardigheid en wandel daarin. Want de wegen van rechtvaardigheid zijn het waard om te volgen. Maar de wegen van onrechtvaardigheid zullen plotseling worden vernietigd en verdwijnen.’ 2. Aan sommigen van een generatie zullen de paden van geweld en dood geopenbaard worden. Zij zullen zich er verre van houden en ze niet volgen.
Nu zeg ik tot u rechtvaardigen: Wandel niet over slechte paden, of over paden die tot de dood leiden. Kom er niet bij in de buurt, anders wordt u nog vernietigd.
Maar zoek en kies zelf voor rechtvaardigheid en het goede leven. Wandel op de wegen van vrede waarop u leven vindt en het u voorspoedig gaat.
Bewaar mijn woorden als uw diepste gedachten en laat ze niet uit uw hart worden gewist. Ik weet namelijk dat zondaars mensen zullen overhalen om hun wijsheid in te zetten voor de misdaad. Dan zal er geen plaats meer voor haar zijn en is ieder (gegeven) advies niets meer waard.
Wee hen die slechtheid en onderdrukking in de hand werken. Zij die uitgaan van bedrog. Want plotseling zal de grond onder hun voeten wegzinken en zij zullen nooit vrede hebben.
Wee hen die hun huis op misdaad bouwen, zij zullen met de grond gelijk gemaakt worden en zelf zullen zij door het zwaard vallen. Ook zij die goud en zilver najagen zullen terecht plotseling vergaan.
Wee u rijken, want u hebt op uw rijkdom vertrouwd en van uw rijkdom moet u afscheid nemen. Want in de dagen van uw rijkdom heeft u niet aan de Allerhoogste gedacht.
U heeft God gelasterd en bent onrechtvaardig geweest. Zo bent u klaargestoomd voor de dag van slachting, duisternis en zware straf.
Dit spreek ik en verklaar ik met nadruk. Hij die u gemaakt heeft zal u omverwerpen. Er zal geen genade meer zijn als u valt. Uw Schepper zal zich over uw vernietiging verheugen.
Laat de rechtvaardigen in die dagen een afkeer
hebben van alle zondaars en boosdoeners.’
Hoofdstuk 95.
‘Waren mijn ogen maar als een wolk vol water, dan kon ik over u huilen en mijn tranen als een stortbui laten stormen. Dan zou mijn bezwaarde hart verlicht worden!
Wie heeft u toestemming gegeven om elkaar te haten en over de scheef te gaan, het oordeel zal u overvallen zondaars.
Wees niet bang voor de zondaars, rechtvaardigen. Want de Heer zal u hen opnieuw in handen geven. Dan kunt u het oordeel over hen vellen zoals u dat goed acht.
Wee u die elkaar uitscheldt zonder dat het kan worden teruggedraaid. Genezing zal ver voor u te zoeken zijn vanwege deze zonden.
Wee u die uw naaste vergeldt met kwaad, want u zult ook op basis van uw werk vergolden worden.
Wee u die vals getuigen en die het onrecht handhaven, plotseling zult u vergaan.
Wee u zondaars, want u vervolgt de rechtvaardigen. Voor dit onrecht zult u overgeleverd en vervolgd
worden, zwaar zal het juk op u rusten.’
Hoofdstuk 96.
-Troost voor de rechtvaardigen.-
‘Wanhoop niet rechtvaardigen, want plotseling zullen de zondaars voor uw ogen vergaan. U zult over hen heersen zoals u dat wilt.
In de dagen dat de zondaars lijden zullen uw kinderen als arenden worden opgenomen. Uw nest zal hoger zijn dan dat van de gieren. Ga de diepten van de aarde binnen, als konijnen die in rotsspleten vluchten, voor altijd uit het zicht van de boosdoeners. Wie zal over u zuchten en als een sirene in huilen uitbarsten?
Wees niet bang voor hen die u laten lijden, want het herstel wacht u en een fel licht zal u verlichten. U zult de rustgevende stem uit de hemel horen.
Wee u zondaars, want vanwege uw rijkdom lijkt u op de rechtvaardigen. Maar uw hart veroordeelt u als zondaars. Dit is wat tegen u zal getuigen en u aan uw misdaden zal herinneren.
Wee u die het fijnste meel consumeert en wijn drinkt uit robuuste glazen, terwijl u de nederige met machtsvertoon onder de voet loopt.
Wee u die water drinkt uit elke bron, want plotseling zult u vergaan en wegteren, want u hebt de Bron van leven verloochend.
Wee u die onrechtvaardig, met bedrog en godslastering handelt. U zult herinnerd worden als slecht.
Wee u die nu machtig bent, die met uw macht de rechtvaardige onderdrukt. De dag van uw vernietiging nadert. In die tijd, de dagen van uw oordeel, zullen de
dagen van de rechtvaardigen veel en goed zijn.’
Hoofdstuk 97.
-De zondaars zullen bewust te schande worden gezet.-
‘Geloof rechtvaardigen dat de zondaren te schande zullen staan. Ze zullen vergaan als de dag van de rechtvaardigen aanbreekt.
Jullie (zondaars) zullen het bewust meemaken. De Allerhoogste zal u uw vernietiging in herinnering brengen en de engelen in de hemel zullen zich verheugen als u vernietigd wordt.
Wat wilt u doen zondaars en waarheen wilt u vluchten op de dag van het oordeel als u de gebeden van de rechtvaardigen zult horen?
U bent niet als hen die tegen u zullen getuigen: ‘U hoort bij de zondaars.’
In die dagen zullen de gebeden van de rechtvaardigen de Heer bereiken, dan zal de dag van het oordeel over u komen.
Al uw onrechtvaardige uitspraken zullen worden voorgelezen aan de Ene Grote Heilige. De schaamte zal van uw gezichten af te lezen zijn en alles wat gebaseerd is geweest op onrecht zal Hij afwijzen.
Wee u zondaars, zowel op zee als op het land, u zult als kwaadwillend te boek staan.
Wee u die onrechtvaardig verkregen goud en zilver verlangt en zegt: ‘Wij zijn rijk en hebben alles wat ons hartje begeert, alles wat wij maar wensten hebben wij verworven.
Laten wij nu doen wat wij gewenst hebben. We hebben zilver verzameld, veel personeel in de familie en onze graanschuren zijn volgepakt als met water.’47 Ja als water zullen uw leugens weglopen. Uw rijkdom is niet blijvend, maar zal snel van u worden weggenomen. Want alles heeft u in onrechtvaardigheid verzameld en u zult aan een diepe ellende overgeleverd worden.’
Hoofdstuk 98.
-Dagelijks wordt iedere zonde opgeschreven bij de Allerhoogste-
‘Onder ede verklaar ik u wijzen en eenvoudigen die veel meemaken op aarde.
Dat mannen zich rijker zullen uitdossen dan een vrouw. Zij zullen zich flamboyanter kleden dan een maagd. In koninklijke waardigheid, staatsie, kracht, zilver, goud en damast. Weelde en voedsel zullen als water over u uitgegoten worden.
Geleerdheid en wijsheid zullen daarom ver bij hen te zoeken zijn. Daarom zullen zij vergaan, samen met hun rijkdom, heerlijkheid en eerbetoon. Beschimpt, afgeslacht en volledig berooid zullen hun geesten in de vuuroven worden geworpen.
Tegen u heb ik gezworen, zondaars, zoals een berg geen slaaf kan worden, of een heuvel een slavin, zo is ook de zonde niet op aarde geschapen. De mens zelf heeft haar uitgevonden en degenen die haar bedrijven zal een zware vloek treffen.
Onvruchtbaarheid is niet aan de vrouw gegeven, maar door wat zij zelf gedaan heeft sterft ze zonder kinderen.
Tot u zondaars verklaar ik onder ede, uit Naam van de Ene Grote Heilige, dat al uw slechte daden in de hemelen openbaar zijn. Niets van uw onderdrukkend gedrag is bedekt of verborgen.
Zeg nu niet in uw gedachten of in uw hart dat uw misdrijven niet openbaar of zichtbaar zouden zijn.
Dagelijks wordt iedere zonde in aanwezigheid van de Allerhoogste in de hemel opgeschreven. Vanaf nu weet u dat alle overheersing die u begaat dagelijks zal worden genoteerd, tot de dag van het oordeel.
Wee u dwazen, want door uw dwaasheid zult u vergaan. Wat verstandig is wilt u niet horen en wat goed is wilt u niet aannemen.
Weet dus dat u voor de dag van vernietiging klaargemaakt wordt. Hoop dus niet op het leven, zondaars, want u zult weggevoerd worden en sterven.
U bent niet voor redding verzegeld, maar voor de dag van het grote oordeel bestemd, de dag van ellende en grote schande voor uw zielen.
Wee u opstandigen van hart. U pleegt misdaden en vergiet bloed. Hoe komt het dat u zich voedt met en drinkt van het goede tot u voldaan bent? Weet u niet dat onze Heer, de Allerhoogste, de overvloed op aarde geschapen heeft? Daarom zult u geen vrede kennen.
Wee u die van de misdaad houdt. Waarom hoopt u op het goede? Weet dat u in handen van de rechtvaardigen overgeleverd zult worden. Zij zullen uw nek breken, u slaan en geen mededogen tonen.
Wee u die zich verheugd wanneer rechtvaardigen vervolgd worden, voor u zal geen graf worden gedolven.
Wee u voor wie de woorden van de rechtvaardigen er niet toe doen, alle hoop op leven is voor u verloren. Wee u die leugenachtige en goddeloze woorden opschrijft, want zij schrijven hun leugens op zodat mensen goddeloos naar hun naaste toe zullen handelen.
Daarom zullen zij geen vrede kennen maar
plotseling sterven.’
Hoofdstuk 99.
-Wee de zondaars, afgodendienaars en onderdrukkers!-
‘Wee u die goddeloos handelt. U die leugens promoot en verheerlijkt. U zal vergaan en geen gelukkig leven kennen.
Wee hen die oprechte woorden verdraaien en de eeuwige wet overtreden. Die zichzelf veranderen in wat zij (van oorsprong) niet waren, in zondaars. Zij zullen op aarde met voeten getreden worden.
Bereid uzelf toe rechtvaardigen in die dagen. Richt uw gebeden als een gedenkteken op en spreek ze als een getuigenis naar de engelen toe. Dan zullen zij de zonden van de zondaars als een gedenkteken voor de Allerhoogste oprichten.
In die dagen zullen de naties opgehitst worden. De volken en stammen zullen opstaan op de dag van vernietiging.48
In die dagen zullen de zwangeren op de vlucht slaan en hun kinderen dragen. Zij zullen ze achterlaten zodat hun kinderen door hun eigen schuld omkomen. Zelfs zogende baby’s zullen ze achterlaten en niet naar hen terugkeren, zij zullen er geen spijt van hebben. 49 Opnieuw verklaar ik onder ede zondaars, zonde loopt uit op de dag van onbeperkt bloedvergieten.
Zij die stenen aanbidden, gesneden beelden van goud, zilver, hout en klei, die onreine geesten en demonen aanbidden en allerlei afgoden in tempels, zij zullen geen enkele hulp van hen ondervinden.
Hun hart zal ontheiligd zijn vanwege hun dwaasheid en hun ogen verblind vanwege hun bijgeloof. Ook hun dromen zullen onheilig en bijgelovig zijn.
Over alles zullen zij liegen en een steen zullen zij aanbidden. Samen zullen zij in een oogwenk vergaan.
Gezegend zij die in die dagen het woord van wijsheid ontvangen en begrijpen. Die het pad van de Allerhoogste uitstippelen en erover wandelen. Zij die niet goddeloos worden zoals de boosdoeners, want zij zullen gered worden.
Wee u die het kwaad op uw naasten overdraagt, in de hel zult u gedood worden.
Wee u die met twee maten meet en verbitterd op aarde leeft, u zult erdoor verteerd worden.
Wee u die over de ruggen van de zware arbeid van anderen huizen bouwt, want elke baksteen en kei is door zonde verkregen. U zult geen vrede kennen.
Wee u die de grootse omvang van de eeuwige erfenis van uw voorvaders veracht, terwijl uw ziel zich aan afgoden hecht. U zult geen rust kennen.
Wee u die onrecht in de hand werkt en onderdrukking ondersteund. Zij die hun naaste doden tot op de dag van het grote oordeel.
Hij zal u van uw troon stoten, u hartzeer bezorgen en Zijn diepe verontwaardiging tonen. Hij zal u allen doden met het zwaard. Zo zullen alle heiligen en rechtvaardigen zich uw zonden herinneren.’
Hoofdstuk 100.
-De engelen komen om de aarde te verzamelen.-
In die dagen zullen vaders samen met hun kinderen neergeveld worden. Broers zullen samen gedood worden zodat een rivier van bloed ontstaat.
Een man zal niet aarzelen om zijn kinderen en kleinkinderen te doden. Vanuit zijn genade zal hij hen doden. Een zondaar zal zijn hand niet terugtrekken van zijn geliefde broer, vanaf de vroege ochtend tot en met de zonsondergang zullen zij elkaar doden.
Het paard zal tot aan zijn borst door het bloed van zondaars waden en de strijdwagen tot aan zijn as.50 In die dagen zullen de engelen tot in alle schuilplaatsen afdalen en hen die de misdaad ondersteunen verzamelen.51 De Allerhoogste zal op de oordeelsdag opstaan om het zware oordeel over de zondaars te vellen.
De rechtvaardigen en heiligen zal Hij door Zijn heilige engelen beschermen. Hij zal hen als Zijn eigen oogappel beschermen, totdat elke zonde en misdaad vernietigd is. Al slapen de rechtvaardigen diep, ze hebben niets te vrezen.
Dan zullen de kinderen van de aarde zien dat de wijzen veilig zijn. Zij zullen door de woorden uit dit boek begrijpen en beseffen dat hun rijkdom hen niet kan redden vanwege de vele zonden die zij gedaan hebben.
Wee u zondaars als u, op die grote verschrikkelijke dag, getroffen wordt vanwege wat u gedaan hebt met de rechtvaardigen. U zult met vuur verbrand worden en vergolden worden naar uw daden.
Wee u opstandigen van hart, die ernaar uitzien om kwaad te doen. Daarom zal angst u overvallen en zal er niemand zijn om u te helpen.
Wee u zondaars, op basis van wat u gezegd hebt en wat u met uw handen goddeloos gedaan hebt, zult u in een hevige vlammenzee, erger dan vuur, omkomen.
Weet dan dat de engelen in de hemel uw gedrag zullen onderzoeken. Zij zullen de zon, de maan en de sterren over uw zonden bevragen. Want op aarde heeft u de rechtvaardige veroordeeld.
Hij zal iedere wolk, mist, sneeuw en regenbui op aarde opdracht geven tegen u te getuigen. Want dit alles zult u ontberen, zij zullen niet op u neerkomen noch zullen zij dienstbaar aan uw misdaden zijn.
Breng maar dankbaar geschenken aan de regen zodat zij niet stopt met over u te komen en dat ook de mist niet stopt wanneer zij goud en zilver van u ontvangen heeft omdat u naar haar verlangt. Wanneer de diepe vorst en koude sneeuw en sneeuwstormen u teisteren en belagen in die dagen zult u niet in staat zijn om stand tegen hen te houden.
Hoofdstuk 101.
-Zondaars hebben geen respect voor de Schepper zoals zeelieden wel respect voor de zee hebben-
Richt uw aandacht scherp op de hemel kinderen van de hemel en iedereen die de Allerhoogste geschapen heeft. Vrees Hem en bega geen misdaden tegenover Hem.
Als Hij de ramen van de hemel sluit, de wind en de mist tegenhoudt omdat zij vanwege u niet meer op aarde valt, wat zult u dan doen?
Als Hij Zijn woede op u botviert vanwege uw daden, dan kunt u Hem niet meer smeken omdat u trots en respectloos gesproken hebt over Zijn rechtvaardigheid. Daarom zult u geen vrede kennen.
Ziet u niet dat zeelieden op de zeilschepen heen en weer geslingerd worden door de golven en weggeblazen worden door de wind, de wanhoop nabij?
Zij vrezen dat zij samen met hun lading door de zee verzwolgen worden. In hun hart hebben zij het kwade vermoeden dat de zee hen zal opslokken en dat zij erin zullen vergaan.
Zijn alle zeeën met al haar water en getijden niet het werk van de Allerhoogste? Heeft Hij haar grenzen niet bepaald en haar volledig omsloten met zand?
Op Zijn berispend woord droogt zij op, zodat al haar vissen en alles wat in haar leeft sterft.
Zal het zo ook niet met u gaan zondaars die Hem niet vrezen? Is Hij niet de Maker van hemel en aarde en alles wat zij bevatten? Heeft Hij niet wijsheid en begrip gegeven aan alles dat zich op aarde en in de zee beweegt?
Vrezen de zeelieden de zee niet voor niets? Toch vrezen zondaars de Allerhoogste niet.
Hoofdstuk 102.
-Rechtvaardigen ontvangen eeuwige vreugde de andereneeuwig vuur.-
Als Hij in die dagen een pijnlijk vuur onder u aansteekt, waarheen zult u dan vluchten en waar zult u veilig zijn? Als Hij Zijn Woord op u afstuurt, zou u dan niet angstig zijn en beven?
Alle hemellichamen zullen door grote vrees bevangen zijn, heel de aarde zal bang zijn, beven en in hoogste staat van paraatheid zijn.
De engelen zullen uitvoeren wat hen geboden is, zij zullen proberen zich te verbergen voor de Glorieuze en Grootse. De mensenkinderen op aarde zullen trillen en beven en u zondaars zult voor altijd vervloekt zijn en geen vrede kennen.
Vrees niet, u rechtvaardige zielen, wacht geduldig en hoopvol op de dag van uw rechtvaardig sterven.
Vrees niet als uw ziel met grote problemen, kreunen, rouw en verdriet in het dodenrijk afdaalt. Tijdens uw leven is uw lichaam niet voldoende beloond voor de goedheid die het bewezen heeft. Want in de tijd dat u bestond, waren er ook zondaars, in de tijd van strafvervolging en vervloeking.
Op het moment dat u sterft zeggen de zondaars over u: ‘De rechtvaardigen sterven net als wij, wat is het voordeel dat zij uit hun daden behalen?
Zij sterven net als wij vol verdriet en donkerheid, wat hebben zij dan wat wij niet hebben? Daarom zijn wij allemaal gelijk.
Wat hebben zij dan binnen handbereik, wat zullen zij zien voor eeuwig? Want zie, ze zijn dood en zij zullen het licht nooit meer zien.’
Ik zeg u zondaars, u bent verzadigd met eten, drinken, met het beroven en uitkleden van mensen, met zonde, het verwerven van rijkdom en uitzicht op prachtige dagen. Heeft u niet gezien dat de rechtvaardigen vredig sterven? Geen onderdrukking plegen zij tot aan hun dood. Toch vergaan zij en worden alsof ze nooit bestaan hebben, hun geest daalt met moeite in het dodenrijk af.
Hoofdstuk 103.
Daarom zeg ik onder ede, rechtvaardigen, op grond van Zijn majesteit, macht, Zijn heersend koninkrijk en grootsheid.
Ik zeg met klem: ‘Ik ken een geheim en heb dit gelezen in de hemelse schrijftabletten. Ik heb de heilige boeken gezien en gelezen wat daarin is opgeschreven.
Alle goedheid, vreugde en heerlijkheid is voor hen klaargemaakt. Het is opgeschreven voor hen die rechtvaardig sterven. Overvloedig veel goeds zal aan u worden gegeven als loon voor uw werken. Uw deel is ver boven het deel van al wat leeft.
De geesten van hen die rechtvaardig gestorven zijn zullen zich verheugen en leven. Hun geesten zullen niet vergaan, noch hun herinnering ten aanschouwen van de Grote en Ene, generatie op generatie lang. Zij hoeven niet langer voor smaad te vrezen.
Wee u zondaars, wanneer u gestorven bent in uw rijkdom aan zonden. Degenen die net als u zijn zeggen over u:
‘Gezegend zijn de zondaars, zij hebben alles uit hun leven gehaald en nu sterven ze rijk en gelukkig. Vervolging of moord hebben zij in hun leven niet gekend. Zij zijn eervol gestorven, geen oordeel heeft hen tijdens hun leven getroffen.’
Weet dat hun zielen klaargemaakt worden om in het dodenrijk af te dalen. Hun slechte daden zullen hen achtervolgen als de grootste kwelling.
Donkerheid, gebondenheid en vurige vlammen zullen hun geest omringen tot aan het grote eeuwige oordeel over alle generaties van de wereld.
Wee u, want u zult geen vrede kennen. Dan kunt u ook niet tegen de goeden en rechtvaardigen die dan leven zeggen: ‘In onze zware dagen hebben wij met veel moeite gewerkt en veel tegenslag ondervonden. We hebben met veel slechts te kampen gehad en hebben geleden. Onze geesten zijn opgebrand, leeg en nietig geworden.
Zo zijn we te gronde gericht en er was niemand die ons hielp, zelfs niet met een woord. We zijn gefolterd en vernietigd, geen dag hebben wij gehoopt om het leven te zien.
Wij hoopten dat wij het hoofd zouden zijn, maar we zijn de staart geworden. Ons werken is voor niets geweest en onze inzet onbevredigend. Wij zijn tot voedsel geworden voor de onrechtvaardigen en zondaars, hun juk heeft ons zwaar gedrukt.
Zij hebben ons overheerst, ons gehaat en geslagen. Wij hebben ons gebogen voor wie ons haten maar zonder enig berouw van hun kant.
Wij verlangden er hevig naar om van hen weg te vluchten en rust te vinden, maar er was nergens een plaats om aan hen te ontkomen en veilig te zijn uit hun handen.
Bij de regering hebben wij geklaagd over hun vervolging en wij hebben het uitgeschreeuwd tegen hen die ons wilden verslinden. Zij gaven echter geen gehoor aan ons geroep en luisterden niet naar wat wij zeiden.
Zij hebben hen die ons verslonden, beroofden en marginaliseerden geholpen. Zij sloten hun ogen voor hun onderdrukking en verlosten ons niet van het juk van hen die ons verslonden. Zij verachtten ons en vermoordden ons en deden het in de doofpot, zonder in herinnering te houden dat zij hun hand tegen ons hadden uitgestrekt.’
Hoofdstuk 104.
-Rechtvaardigen roep om het oordeel.-
Ik zeg u met klem rechtvaardigen, dat de engelen in de hemel uw goedheid noteren in de majesteit van de Ene Machtige.
Uw namen zijn opgetekend voor de heerlijkheid van de Allergrootste.52 Wees hoopvol, want eerder bent u door ziekte en lijden te schande gemaakt, maar nu zult u stralen als de hemellichten.53
U zult stralen en gezien worden en de deuren van de hemel zullen voor u opengaan. Als u roept, roep dan om het oordeel, het zal voor u verschijnen. De heersers zullen ter verantwoording worden geroepen vanwege uw vervolging en vanwege iedereen die u geplunderd heeft.
Blijf hopen en verlies de moed niet, want uw vreugde zal zo uitbundig zijn als die van de hemelse engelen.
Verman uzelf als u kunt, want op de dag van het grote oordeel hoeft u uzelf niet te verbergen. U zult niet als zondaars te boek staan en het eeuwige oordeel zal ver van u verwijderd zijn, zo lang de wereld bestaan zal.
Vrees dus niet rechtvaardigen, als u ziet dat zonde welig tiert en voorspoedig is op al haar wegen. Trek niet met hen op.
Houd u verre van hun geweldpleging, want u zult samen met het hemelse leger optrekken. Ondanks dat de zondaars zeggen: ‘Al onze zonden behoeven wij niet te verantwoorden, ze worden toch niet opgeschreven.’ Toch worden uw zonden dagelijks genoteerd.
Wees ervan verzekerd, tijdens licht en donker, overdag en ’s nachts, zie, al uw overtredingen. Wees niet onheilig in uw overdenkingen, lieg niet en verdraai de oprechte woorden niet. Zeg ook niet dat de woorden van de Allerhoogste niet waar zijn en let niet op uw afgoden.
-Boeken van leugens en boeken van waarheid-
Al uw liegen en goddeloosheid tellen niet als rechtvaardigheid, maar als grove zonden. Ik ken dus het geheim dat zondaars de rechtvaardige woorden op veel manieren zullen veranderen en verdraaien en er slecht van zullen spreken. Zij zullen liegen, ernstig bedriegen, veel ondernemen en boeken schrijven over hun eigen gedachtegoed.
Maar als zij mijn woorden waarachtig in hun eigen taal vertalen, ze niet veranderen of dingen weglaten, maar correct reproduceren, alles wat ik als eerste over hen getuigd heb, dan weet ik nog een geheim.
Er zullen boeken aan de rechtvaardigen en wijzen worden gegeven die vreugde zullen brengen, oprechtheid en veel wijsheid.
Aan hen zullen die boeken gegeven worden en zij zullen ze geloven en zich erover verheugen. Alle rechtvaardigen die hieruit de kennis zullen vergaren van alle oprechte wegen zullen beloond worden.
Hoofdstuk 105.
-Oproep om de verkregen wijsheid te verkondigen-
In die dagen zal de Heer van de aarde hen vragen met klem te getuigen van hun wijsheid. Laat het hen zien, want u bent hun gidsen en een beloning voor heel de aarde.
‘Ik zal samen met mijn Zoon voor eeuwig samen met hen optrekken over de wegen van oprechtheid en rechtvaardigheid, zij zullen blijven leven. U zult vrede kennen, verheug u dus kinderen van oprechtheid.’
Hoofdstuk 106.
-De geboorte van Noach-
Na enige tijd koos mijn zoon Metuselach een vrouw uit voor zijn zoon Lamech.
Zij werd zwanger door hem en kreeg een zoon. Zijn huid was wit als sneeuw en rood als een bloeiende roos. Zijn hoofdhaar en lange lokken waren wit als wol en zijn ogen schitterend. Toen hij zijn ogen opende, werd heel het huis verlicht alsof de zon scheen, het hele huis was vol licht.
Toen de vroedvrouw het kind overhandigde begon het te spreken tegen de Rechtvaardige Heer.
Zijn vader Lamech werd er bang van en vluchtte naar zijn vader Metuselach.
Daar zei hij tegen hem: ‘Ik heb een eigenaardige zoon gekregen, anders dan andere mensen, hij lijkt meer op de zonen van God uit de hemel. Hij heeft een andere natuur en is niet zoals ons. Zijn ogen zijn als zonnestralen en zijn gezicht straalt ook, hij lijkt niet op mij maar meer op de engelen.
Ik vrees dat in zijn tijd een wonder op aarde plaats zal gaan vinden.
Daarom ben ik hier gekomen, om aan u te vragen of u naar Henoch wilt gaan, onze vader, en leer van hem wat waar is in deze, want hij woont te midden van de engelen.’
Toen Metuselach gehoord had wat zijn zoon hem vertelde kwam hij naar mij toe op de grens van de aarde. Hij had namelijk gehoord dat ik daar was en hij riep het uit zodat ik, toen ik zijn stem hoorde, naar hem toe ging. Ik zei tegen hem: ‘Zie, hier ben ik zoon, waarom ben je naar mij toe gekomen?’
Hij antwoordde en sprak: ‘Ik ben gekomen omdat er iets heel bijzonders gebeurd is, er is nu iets te zien wat nauwelijks voor te stellen is!
Luister goed naar mij vader. Mijn zoon Lamech heeft een zoon gekregen, onvergelijkbaar met welk kind dan ook. Hij heeft geen natuur zoals een mens, de kleur van zijn huid is witter dan sneeuw en roder dan een bloeiende roos. Zijn hoofdhaar is witter dan witte wol, zijn ogen stralen als de zon want toen hij zijn ogen open deed werd heel het huis verlicht.
Toen hij door de vroedvrouw overhandigd werd, opende hij zijn mond en zegende hij de Heer van de hemel.
Zijn vader Lamech was er bang van geworden en vluchtte naar mij toe. Hij kon niet geloven dat het zijn kind was omdat hij meer leek op de engelen in de hemel. Zie dus dat ik naar u toe gekomen ben om de waarheid hierover te leren.’
-Onrecht zal op aarde toenemen, generatie op generatie-
Toen antwoordde ik, Henoch, en zei tegen hem: ‘De Heer zal iets nieuws op de aarde doen. Ik heb het al eerder gezien in een visioen.
Ik heb u al laten zien dat tijdens de generatie van Jared, mijn vader, sommige engelen uit de hemel ongehoorzaam aan het Woord van de Heer zijn geworden. Zij werden misdadig en verloochenden hun afkomst. Zij hebben gemeenschap gehad met vrouwen en zijn zo tot zonde vervallen. Zij trouwden zelfs met hen en zij kregen kinderen van hen.
Zij zullen reuzen op aarde verwekken, niet geestelijk, maar lichamelijk, daarom zal er een grote vergelding op aarde komen, zo zal de aarde van deze onreinheid gezuiverd worden.
Ja er zal een grote vernietiging komen over de hele aarde en een jaar lang zal er een zondvloed komen die vernietigend zal zijn.
De zoon nu die onder u geboren is zal op aarde overblijven, samen met zijn drie kinderen zal hij gered worden. Als alle mensen op aarde zullen sterven, zal hij samen met zijn zoons worden gered.
Vertel dat maar aan je zoon Lamech dat degene die bij hem geboren is werkelijk zijn zoon is en dat hij hem Noach moet noemen. Want hij zal een redder voor u zijn en hij zal met zijn zonen gered worden van de vernietiging die op aarde komen zal, vanwege al haar zonden en de (maat van) onrechtvaardigheid die in zijn dagen op aarde vol zal worden.
Hierna zal er nog veel meer onrecht komen, meer dan dat hiervoor op aarde is gepleegd. Want ik ken de geheimen van de heiligen die Hij, de Heer, aan mij getoond en uitgelegd heeft. Ik heb ze zelf gelezen in de hemelse schrijftabletten.
Hoofdstuk 107.
Ik heb gezien dat opgeschreven is dat generatie op generatie overtreden zal. Totdat een generatie van rechtvaardigen op zal staan. Dan wordt alle overtreding vernietigd en zonde van de aarde verwijderd. Dan zal een keur aan goedheid op haar ontstaan.
Ga nu mijn zoon, en vertel aan Lamech uw zoon dat zijn zoon die net geboren is werkelijk zijn zoon is, het is geen bedrog.
Toen Metuselach de woorden van zijn vader Henoch gehoord had, die ook alle geheimen aan hem getoond had, keerde hij vol begrip terug en noemde de zoon Noach, omdat hij de aarde na alle vernietiging zou verlichten.
Hoofdstuk 108.
-Wie tijdens zijn leven meer van de hemel dan van de aarde houdt zal beloond worden.-
Nog een boek dat Henoch schreef voor zijn zoon Metuselach en voor degenen die na hem zullen komen en in de laatste dagen de wet zullen houden.
U die het goede gedaan heeft zal wachten op die dagen, dat een einde wordt gemaakt aan degenen die het slechte doen, een einde aan de macht van de overtreders.
Wacht gerust totdat de zonde is weggedaan. Hun namen zullen uit het boek des levens en de heilige boeken worden gewist. Hun nageslacht zal voor eeuwig vergaan, hun geest zal gedood worden en zij zullen het op een plaats van wilde chaos uitschreeuwen en huilen. In het vuur zullen zij verbranden, want daar is geen aarde.
Op die plek zag ik een ondoorzichtige wolk. Van beneden af kon ik niet zien hoe hoog zij was. Ik zag een felle vuurvlam hevig spuiten en fonkelende bergen die rondcirkelden en zich heen en weer bewogen.
Toen vroeg ik een van de engelen die bij mij was en zei hem: ‘Wat is dit schitterende object? Het is niet de hemel maar een vlammende vuurvlam en het geluid van huilen en roepen, rouwen en hevige pijn.’
Hij zei tegen mij: ‘De plaats die u ziet is de plek waar zondaars en godslasteraars in geworpen worden, ook hen die het slechte doen en zij die alles wat door de monden van de profeten gesproken is, zelfs de toekomstige dingen, verachten.
Sommige van deze zaken zijn boven in de hemel opgeschreven en uitgebeiteld. Zo kunnen de engelen ze lezen en weten ze wat de zondaars en de geesten van de nederigen overkomen zal, hen die naar het lichaam geleden hebben maar beloond zijn door God.
Ook zij die te schande gemaakt zijn door slechte mensen, die van God houden en niet van goud of zilver of wat dan ook van het goede dat op aarde bestaat, maar zij hebben hun lichamen aan de martelingen overgeleverd.
Zij hebben, sinds zij geboren zijn, niet verlangd naar aards voedsel, maar hebben alles beschouwd als een wind die voorbij waait en dienovereenkomstig geleefd.
De Heer heeft hen veel op de proef gesteld en hun geesten zijn zuiver bevonden, waardoor zij Zijn Naam eren.’
Al hun zegeningen heb ik in een boek opgeschreven. Hij beloont hen omdat zij gedurende hun leven in de wereld meer van de hemel gehouden hebben. ‘Ondanks dat zij onder de voet gelopen werden door slechte mensen, met misbruik en laster te maken kregen en te schande gemaakt zijn, wisten zij zich in mij gezegend.
En nu roep ik de geesten van de goeden, die tot de generatie van het licht behoren, op. Ik zal hen die in duisternis geboren zijn veranderen, die levend als mens van vlees en bloed niet beloond zijn in overeenstemming met wat zij door hun trouw verdienen.
Ik zal hen die van mijn heilige Naam gehouden hebben als stralende lichtbakens doen verschijnen. Ik zal ieder van hen op een eervolle troon plaatsen en zij zullen vol luister zijn, oneindig lang.’
Rechtvaardigheid is het oordeel van God voor de getrouwen.
Want aan de getrouwen zal Hij vertrouwen schenken in de woonplaats van de oprechten.
Zij zullen zien dat degenen die in het donker geboren zijn in het donker weggeleid zullen worden, terwijl de rechtvaardigen rust zullen vinden. Zondaars zullen het naar hen uitroepen terwijl zij hen in hun luister zien, zich begevend naar de tijd en eeuwigheid die aan hen voorgehouden is.
Zo eindigt het visioen van de profeet Henoch. Moge de zegeningen van zijn gebeden en de gave van de tijd die hij aangewezen heeft, met hen zijn die hij liefheeft.
Amen.
-
1.Henoch 83:1-93:1 op basis van de Engelse vertalingen van Laurence (1883), gecheckt door de vertaling van James Charlesworth (1983)
-
2.Exodus 24:16
-
3. Judas:14,15
-
4. Mattheüs 5:5
-
5. Zie ook Rechters 2:1 (Hebreeuws) en Ezechiël H1
-
6. Ethiopische vertaling Laurence tussen hake
-
7. Mattheüs 26:24; Markus 14:21
-
8. Openbaringen 7:9
-
9. Openbaringen 4:6,8; 5:6,8,14; 6:1,6; 7:11; 14:3; 15:7; 19:4
-
10. Psalm 147:4
-
11. Jesaja 40:12
-
12. Mattheüs 16:27; Romeinen 14:10-12; II Korintiërs 5:10;
-
13. Openbaringen 22:5
-
14. Daniël 7:9-14
-
15. Jesaja 14:10,11; 51:8; 66:24; Markus 9:48
-
16. Openbaringen 6:9,10
-
17. Openbaringen 5:8; 8:3,4
-
18. Openbaringen 20:12
-
19. Openbaringen 6:11
-
20. Jesaja 55:1
-
21. Jesaja 49:6; 60:3
-
22. Romeinen 14:11; Filippenzen 2:10
-
23. Johannes 12:25
-
24. Obadja 1:18
-
25. Jesaja 11:2
-
26. Mattheüs 3:17; 17:5; Markus 1:11; Lukas 3:22; II Petrus 1:17
-
27. II Korintiërs 3:18; Filippenzen 3:21
-
28. Psalm 114
-
29. Mattheüs 22:30
-
30. Psalm 97:5; Micha 1:3,4
-
31. Ezechiël 7:19; Sefanja 1:18
-
32. Ezechiël 38:9
-
33. Mattheüs 13:43
-
34. Daniël 5:27
-
35. Openbaringen 12:4
-
36. Jesaja 26:17-18; I Tessalonicenzen 5:3
-
37. Deuteronomium 32:40-43; Jeremia 46:10; Openbaringen 19:15,21
-
38. Jesaja 26:19
-
39. Noach spreekt hier over het ‘Woord van God’
-
40. Openbaringen 19:11-16
-
41. Noord en Zuid Amerika zijn te onderscheiden én met elkaar verbonden. De overige contineten Eurazië, Afrika, Australië en de Noord- en Zuidpool staan los van elkaar.
-
42. Andere vertalingen geven vier
-
43. Maleachi 3:16; Hebreeën 9:11-28; I Johannes 2:1,2
-
44. Charles geeft hier vijfendertig perioden in verband met de 58 perioden in vers 5
-
45. Braken ze of hielden ze omlaag
-
46. Mogelijk afgeleid van het Aramese woord voor wilde stier.
-
47. Lukas 12:17-21
-
48. Jesaja 17:12,13
-
49. Mattheüs 24:19-21; Markus 13:17-19; Lukas 21:23,24
-
50. Openbaringen 14:20
-
51. Mattheüs 13:41
-
52. Lukas 10:20
-
53. Mattheüs 13:43
Reactie plaatsen
Reacties